Is karma alleen maar straf?
[The Path, februari 1890, blz. 333-5]
We hebben van H.M.H. de volgende vraag ontvangen:
In The Path van augustus schrijft Hadji
Erinn in zijn antwoord op bovenstaande vraag dat ‘zij die over
rijkdom beschikken, evenals de gelukkige moeder die ziet dat al haar
kinderen worden gerespecteerd en deugdzaam zijn, door karma worden
begunstigd’. Ikzelf en anderen met mij vinden dat deze schijnbare
gunsten slechts bestraffingen of hindernissen zijn, en anderen denken
dat de termen straf en beloning niet moeten worden
gebruikt.
Ik ben het met deze opvatting niet eens en ook niet met de gedachte
dat straf en beloning termen zijn die we niet moeten gebruiken. Het
is gemakkelijk om alles terug te brengen tot een oorspronkelijke basis,
en dan te zeggen dat alles het absolute is. Maar dat is alleen de methode
van hen die zonder meer bevestigen en ontkennen. Ze
zeggen dat kwaad en dood niet bestaan; alles is goed, alles is leven.
Dit leidt tot absurde situaties, want we hebben dan geen termen meer
om heel duidelijke zaken en toestanden mee aan te duiden. We kunnen
evengoed zeggen dat goud noch ijzer bestaat omdat
beide stof zijn. Zolang we mensen zijn, moeten we woorden gebruiken
die onze bewuste gewaarwording van denkbeelden en dingen weergeven.
Het is daarom volkomen juist om te zeggen dat iemand die ongelukkig
is of in slechte omstandigheden verkeert straf ondergaat, en dat een
ander die rijk en gelukkig is een beloning ontvangt. Anders is onze
leer niet zinvol.
Het misverstand dat uit de vraag blijkt, ontstaat omdat er niet zorgvuldig
over karma wordt nagedacht. Een onderdeel van deze wet heeft te maken
met de wisselvalligheden van het leven, de verschillende toestanden
waarin mensen verkeren. De ene mens krijgt goede kansen en ondervindt
geluk, een ander alleen het tegenovergestelde. Waarom? Omdat elke toestand
het onvermijdelijke gevolg is van zijn handelingen waarbij hij de harmonie
in de natuur heeft verstoord of in stand gehouden. Hij die in dit leven
over veel geld beschikt, heeft in een vorige incarnatie gebrek
daaraan gehad of het was hem ten onrechte ontnomen. Hoe moeten we dit
anders noemen dan beloning? Als we compensatie zeggen, drukken
we precies hetzelfde uit. We kunnen niet verwachten dat men de volgende
omslachtige uitleg zou gebruiken: ‘Dit alles is te wijten aan
het feit dat deze mens de kosmische harmonie in stand heeft gehouden.’
Het punt dat de vraagsteller eigenlijk bedoelt, is heel wat anders
dan wat hij formuleert. Hij verwart het een met het ander. Hij denkt
aan het feit dat zich zo vaak aan ons opdringt, dat iemand die rijkdom
of macht bezit deze vaak misbruikt en egoïstisch of tiranniek wordt.
Maar dit alles doet niets af aan het feit dat deze rijkdom voor hem
een beloning is. Karma zal hem geven wat hem toekomt en als hij de omstandigheden
niet gebruikt ten bate van zijn medemensen, of als hij hen er kwaad
mee doet, dan zal hij gestraft worden als hij op aarde terugkeert. Het
is maar al te waar, zoals Jezus zei, ‘dat het voor een rijke man
moeilijk is om de hemel binnen te gaan’, maar die man bezit naast
rijkdom ook andere eigenschappen die nog grotere hindernissen op het
pad van ontwikkeling zijn en deze vormen dan bestraffingen die kunnen
bestaan in hetzelfde leven waarin hij met rijkdom of iets dergelijks
wordt beloond. Ik bedoel belemmeringen en hindernissen zoals domheid
of aangeboren laaghartigheid of zinnelijke neigingen. Deze zullen hem
bij zijn streven naar vooruitgang en uiteindelijke verlossing vermoedelijk
meer hinderen dan alle rijkdom en voorspoed die iemand ooit heeft genoten.
In zulke gevallen – en daar zijn er veel van – zien we
op het uiterlijke stoffelijke gebied karmische beloning in de vorm van
rijkdom en voorspoed, en in het innerlijke karakter de straf van onbekwaamheid
of ongeschiktheid door veel gebreken in hun denken of in hun aard. Het
tegenovergestelde kan evengoed voorkomen. Ik betwijfel of de vraagsteller
het onderwerp op deze manier voldoende heeft geanalyseerd.
Ieder mens beschikt echter over een geweten en over het vermogen om
zijn leven – welke vorm het ook aanneemt en in welke omstandigheden
hij ook verkeert – op de juiste manier te gebruiken, zodat hij
voor zichzelf en zijn medemensen, gezien de beperkingen van zijn aanleg,
zoveel mogelijk goeds kan voortbrengen. Dit is zijn plicht, en naarmate
hij eraan voldoet of tekortschiet, zal hij later gestraft of
beloond worden.
Er is nog een ander soort rijkdom dan alleen goud, een ander soort
macht dan die van aanzien in politiek of maatschappij. Een krachtig,
veelzijdig, snelwerkend verstand dat over veel kennis beschikt, is een
geweldig bezit. Een mens kan er goed of slecht gebruik van maken. Misschien
brengt het hem tot allerlei excessen, tot laaghartigheid, tot precies
het tegenovergestelde van al wat goed is. Het is zijn beloning voor
een langvervlogen leven van stompzinnigheid waarop andere levens volgden
van edel denken en handelen. Wat zal de vraagsteller hiermee doen? Iemand
die een beloning ontvangt, kan deze dus zo misbruiken dat ze in een
volgend leven de oorzaak van straf wordt. We zetten dus voortdurend
pijlen op onze boog, spannen de pees en schieten ze dan ver van ons
weg. Wanneer we terugkeren tot het aardse leven, zullen deze pijlen
ons of onze vijanden in menselijke vorm of door omstandigheden die ons
op een andere manier zouden schaden, zeker treffen. Niet de pijl en
de boog zijn belangrijk, maar het motief en de gedachten waarmee de
pijl wordt afgeschoten.
Hadji Erinn
Theosofische
inzichten, blz. 109-11
© 2012 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag