Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoud pagina vooruit

Betovering

Haar beoogde effect en plaats in de magie

[‘Glamour’, The Path, mei 1893, blz. 43-6]

Het Engelse woord ‘glamour’ (bekoring of betovering) werd langgeleden in woordenboeken omschreven als ‘tovenarij, of een betovering van de ogen, waardoor deze de dingen anders zien dan ze in werkelijkheid zijn’. Dat is nog steeds de betekenis van het woord.

Nog niet zo lang geleden – vóór de vreemde dingen die in experimenten met hypnose mogelijk zijn, in het Westen bekend werden – leek het erop of alles met goedkeuring van de wetenschap tot louter stof en beweging zou worden teruggebracht. Betovering moest verdwijnen, worden vergeten, belachelijk gemaakt, en dat wat niet kon worden toegeschreven aan onvoldoende geoefende zintuigen, moest worden verklaard uit de toestand van de lever, een heel prozaïsch orgaan. Maar nog vóór de wetenschap met haar speculaties en steeds veranderende wetten de onwetende menigte kon voorlichten, kroop het hypnotisme langzaam maar zeker naar voren en begon ten slotte het standpunt van de theosofie te steunen. Betovering maakt opnieuw een goede kans op erkenning. HPB sprak profetische woorden toen ze zei dat deze kunst in Amerika meer dan waar ook door egoïstische mensen voor egoïstische doeleinden zou worden beoefend – voor zelfverrijking en bevrediging van lagere verlangens.

Als we een vluchtige blik werpen op bepaalde vormen van folklore, hoeveel verhalen zien we dan niet over betoveringen die door mensen, goden of elementalen werden veroorzaakt? In India verschijnen nu en dan de goden, en vaak de wijzen, in allerlei vermomming aan bepaalde mensen door een betovering die het oog doet zien wat er in werkelijkheid niet is. In Ierland zijn er boeken vol verhalen waarin iemand huizen, mensen en dieren ziet die er niet zijn; hij krijgt plotseling het vermogen achter de buitenkant van de dingen te zien, en ontdekt dan dat een veld of marktplein vol is met feeën – mannen en vrouwen die ongemerkt tussen de mensen rondzweven. Dan weer verandert een man of vrouw in de verschijningsvorm van een viervoetig dier of een vogel, en krijgt zijn oude gedaante pas terug als hij of zij met een toverstaf wordt aangeraakt. Deze uiterlijke verandering is geen feitelijke verandering, maar wordt altijd veroorzaakt door een betovering die de ogen van de andere persoon beïnvloedt. Zulke grote aantallen gelijksoortige verhalen die in alle tijden en onder alle volkeren worden gevonden, kunnen niet het gevolg van dwaasheid zijn, en kunnen niet ongegrond zijn. Er ligt een feit en een wet in de menselijke natuur aan ten grondslag, namelijk betovering, de oorzaak van betovering en het vermogen die teweeg te brengen. Juist omdat er altijd mensen zijn geweest die door een natuurlijke aanleg of door oefening het vermogen hadden ‘de ogen te betoveren’, zijn deze verhalen in de wereld gekomen.

Een in Engeland en Amerika bekende schrijver dacht eens dat hij op iets onmogelijks was gestuit toen hij schreef dat Mw. Blavatsky aan hem had toegegeven dat bepaalde verschijnselen waar hij naar vroeg door betovering waren teweeggebracht.

‘Ah, betovering,’ zei hij, ‘en zo valt dit theosofische kaartenhuis ineen’; en hij ging tevreden weg, want in werkelijkheid was hijzelf volledig in de ban van betovering. Maar theosofen zouden niet zoals deze man moeten struikelen en vallen over een woord dat, wanneer men achter de feiten probeert te komen, verwijst naar veel kennis over een belangrijke tak van het occultisme. Toen ik in een nummer van de Arena alles over deze erkenning van betovering zat te lezen, was ik zeker bereid datgene te geloven wat HPB tegen de geleerde onderzoeker heeft gezegd en waarover hij schrijft, maar tegelijkertijd wist ik dat ze nooit de bedoeling had om elk verschijnsel door betovering te verklaren. Ze wilde alleen bepaalde categorieën verschijnselen daaronder laten vallen – hoewel in elk occult verschijnsel wel enige betovering wordt toegepast op enkele van de waarnemers afhankelijk van hun eigen individuele fysieke eigenschappen.

De soorten verschijnselen waarop dat woord slaat, worden voor een deel door Patañjali genoemd in zijn Yoga aforismen, waar hij zegt dat als de lichtuitstraling die het voorwerp en het oog eigen is, wordt verstoord, het voorwerp zal verdwijnen, of het nu een mens of een ding is, en of het nu dag of nacht is. Dit kleine aforisme verklaart veel, en als men het accepteert, weerlegt het enkele hedendaagse theorieën. Het houdt in feite in dat het niet alleen noodzakelijk is dat lichtstralen uitgaan van het voorwerp naar het oog, maar ook dat licht moet uitgaan van het oog naar het voorwerp. Snijd dit laatste af en het voorwerp verdwijnt; verander de aard van de uitstraling die van het oog komt, en het voorwerp verandert voor de waarnemer van vorm of kleur.

Als we dit verder uitwerken en in verband brengen met het bekende feit dat we helemaal geen voorwerpen zien, maar alleen hun ideële vorm, zoals die zich aan het denken voordoet, dan komen we tot een gedeeltelijke uitleg hoe betovering mogelijk is. Want als men op een of andere manier kan ingrijpen in de trillingen die op weg zijn naar het oog en die zullen inwerken op de hersenen, en daarna op de innerlijke waarnemer, dan heeft men de mogelijkheid de ideële vorm merkbaar te veranderen, die het denken innerlijk moet waarnemen voordat dit het bestaan van het uiterlijke voorwerp dat de trillingen veroorzaakte vaststelt.

Neem nu de verbeelding als een vermogen dat een helder en duidelijk beeld kan scheppen. Dit gebeurt bij hypnotisme en spiritisme. Indien het beeld voldoende omlijnd is en de waarnemer of de proefpersoon gevoelig genoeg, wordt er een betovering teweeggebracht. De persoon zal iets zien wat niet de normale gedaante of vorm of belichaming daarvan is. Maar deze nieuwe vorm is even werkelijk als de normale, want de normale vorm is slechts die welke tijdens een bepaald stadium van de menselijke evolutie blijft bestaan, en zal zeker veranderen als nieuwe zintuigen en organen zich in ons gaan ontwikkelen.

Is het, nu we tot hier zijn gekomen, niet gemakkelijk in te zien dat, indien iemand die duidelijke en levendige gedachtebeelden kan vormen zoals hierboven besproken, en indien de kleinere organen invloed kunnen uitoefenen en beïnvloed kunnen worden, het dan heel goed mogelijk is dat getrainde personen de ogen van anderen kunnen hebben betoverd, zodat ze een olifant, slang, mens, boom, pot of enig ander voorwerp zien waar alleen lege ruimte is, of iets anders zien dan het ding of de mens die daar werkelijk is? Dit is precies wat er bij experimenten door hypnotiseurs gebeurt, met dit verschil dat zij de proefpersoon in een abnormale toestand moeten brengen, terwijl anderen zulke bijkomstige middelen niet nodig hebben. Het blijkt dat betovering een belangrijke plaats in de magie inneemt. En er is geen twijfel aan dat ze door HPB regelmatig werd gebruikt, en we twijfelen evenmin eraan dat yogi’s in India dezelfde kracht toepassen.

In veel gevallen gebruikte zij die kracht misschien om aanwezige personen te doen geloven dat zij er was terwijl ze naar een kamer ernaast was gegaan, of dat een ander persoon ook aanwezig was terwijl die er helemaal niet was. Hetzelfde vermogen om te betoveren zou het haar mogelijk maken om elk voorwerp in haar kamer of in haar hand te verbergen. Dit is een van de moeilijkste staaltjes van magie, en is helemaal niet afhankelijk van vingervlugheid. Soms zeggen mensen dat dit dwaasheid is zelfs als het waar is, maar in een ander licht gezien is het helemaal geen dwaasheid, en dat geldt ook voor die gevallen waarin het iemand was toegestaan het fijne te weten van wat er zich afspeelde. Zij liet staaltjes van deze kunst zien – hoewel zelden – om aan hen die van haar leerden te laten zien dat de mens een complex en krachtig wezen is, niet in te delen, zoals een wetenschapper dat graag doet, in uitsluitend stof en beweging. Al deze verschijnselen dienden twee doelstellingen. Ten eerste, om hen te helpen die van haar leerden, en ten tweede om overal in het Westen opnieuw het geloof in de werkelijke kracht en aard van de mens te verspreiden. Dit laatste was heel erg nodig, omdat in het Westen het materialisme een te grote invloed begon te krijgen en spiritualiteit dreigde te vernietigen. En het werd ook gedaan om de plannen van de Grote Broederschap voor de mensheid te verwezenlijken. Zoals een van haar meesters zei: haar verschijnselen brachten sceptici jarenlang in verwarring. Zelfs vandaag de dag zien we nog de gevolgen ervan, want wanneer mensen zoals Stead, de redacteur van de Review of Reviews, Du Prel, Schiaparelli en anderen de feiten van het spiritisme wetenschappelijk gaan onderzoeken, kan men voor de psychologie een nieuwe dageraad zien gloren.

Dit vermogen om te betoveren wordt door de adepten vaker gebruikt dan mensen denken, zonder leden van de TS uit te sluiten. Zij zijn vaak onder ons, van dag tot dag, in een vermomming die we niet herkennen, en injecteren ons denken met ideeën over de spirituele wereld en het werkelijke leven van de ziel, en sporen mannen en vrouwen aan tot goed handelen. Hierdoor blijven ze onherkenbaar en zijn ze in staat meer te bereiken in deze overgangstijd van ongeloof dan ze dat op enige andere manier zouden kunnen. Soms worden ze, als ze passeren, opgemerkt door mensen die daarvoor het juiste zintuig hebben; maar een subtiele en krachtige band en stilzwijgende overeenkomst voorkomt dat hun geheim wordt bekendgemaakt. Dit is iets waarover de leden van de Theosophical Society zouden moeten nadenken, want ze verkeren misschien zo nu en dan onbewust in het gezelschap van engelen. Ze worden misschien zo nu en dan op de proef gesteld door hun leiders wanneer ze dit het minst verwachten, en het oordeel wordt niet bekendgemaakt maar heeft niettemin zijn gevolg.

Toch bestrijkt betovering maar een klein stukje van het terrein van het occultisme. Het gebruik van het astrale lichaam speelt bij bijna alle verschijnselen een rol, en op andere gebieden is de occulte scheikunde – die aan de hedendaagse mens absoluut onbekend is – van het grootste belang; als ze ooit wordt bekendgemaakt zal ze als een verrassing voor de wetenschap komen, maar dat zal in deze egoïstische tijd ongetwijfeld niet op korte termijn gebeuren.

William Brehon


Theosofische inzichten, blz. 286-90

© 2023 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag