– H –
Hathayoga (zie yoga)
Heelal
De theosofische filosofie verdeelt het heelal in twee delen, elk met
een eigen functie: het ene is de bewustzijnskant, het verblijf of thuis
van alle zelfbewuste, denkende entiteiten in het grenzeloze heelal,
en tegelijk de verzameling van die entiteiten; het andere is de stoffelijke
kant van de natuur, die hun schoolgebouw, hun woning en ook hun werkterrein
vormt. Deze zogenaamd stoffelijke kant is een praktisch oneindige verzameling
monaden of bewustzijnscentra die dat specifieke stadium van hun evolutiereis
doormaken.
Dit heelal is dus een onmetelijke verzameling bewustzijnscentra
in zijn twee delen, elk met een eigen functie; en theosofen noemen deze
bewustzijnscentra monaden. Het zijn entiteiten met een verschillende
graad van bewustzijn, die zich overal op de grenzeloze ladder van het
universele leven bevinden; maar in die bijzondere fase die zich afspeelt
in wat wij mensen stof noemen, hebben de monaden die tot deze kant van
het heelal behoren en deze vormen, in de loop van hun lange evolutiereis
nog geen zelfbewuste krachten of vermogens verworven. Bovendien is wat
wij stof noemen in feite een verzameling van deze monaden die zich in
hun fysieke verschijningsvormen manifesteren als levensatomen.
De bewustzijnskant van de universele natuur, die
eveneens uit ontelbare menigten zelfbewuste entiteiten bestaat, werkt
in en door middel van deze andere of stoffelijke kant; want deze menigten
bewustzijnen brengen zich door deze andere of stoffelijke functie of
kant tot uitdrukking, door deze andere ontelbare menigten jongere en
lagere en embryonale entiteiten, die de levensatomen zijn — goden
in embryo. Het heelal bestaat daarom letterlijk uit belichaamde bewustzijnen.
Helderhorendheid
Echte helderhorendheid is een spiritueel vermogen, het vermogen van
het innerlijke spirituele oor, waarvan de gewone helderhorendheid maar
een verwrongen en daarom misleidende afspiegeling is; ook is het geen
horen met het fysieke oor, dat slechts een onvolmaakt en onontwikkeld
zintuig is. Het vermogen om met het innerlijk oor te horen maakt het
mogelijk alles te horen wat men wil, en op elke afstand, of het op Mars
is of op de zon, op de maan of op Jupiter, of misschien zelfs op een
verafgelegen ster, of gewoon ergens op aarde. Als u deze spirituele
helderhorendheid bezit, kunt u het gras horen groeien, wat voor u zal
klinken als een symfonisch gedicht. U kunt de hemellichamen hun lied
horen zingen terwijl ze zich bewegen langs hun baan in de ruimte, want
al wat is, beweegt en brengt geluid voort, een enkele toon of een samenklank,
al naar gelang de omstandigheden. In werkelijkheid zingt elk nietig
atoom zijn eigen toon, zodat iedere samengestelde entiteit een belichaamd
muzikaal gedicht, een belichaamde symfonie is. (Zie ook muziek van de
sferen.)
Helderziendheid
In ruime zin betekent dit woord zien achter de sluiers, innerlijk zien.
Echte helderziendheid is een spiritueel vermogen, het vermogen om te
zien en om juist te zien, en als men ziet, weet men dat men de waarheid
ziet. Dit is geen psychomentaal vermogen. Gewone helderziendheid is
heel misleidend, omdat deze bij wijze van spreken niets anders is dan
een maanlicht-weerkaatsing en deze weerkaatsing is onbetrouwbaar, bedrieglijk
en illusoir. Echte spirituele helderziendheid, waarvan gewone helderziendheid
slechts een zwakke glimp is, stelt iemand in staat te zien wat er op
grote afstanden plaatsvindt. Men kan in zijn stoel zitten en met gesloten
ogen alles zien wat men wenst, hoe ver weg het ook is. Dit beperkt zich
niet tot deze uiterlijke wereld, want men kan met deze spirituele visie
tot in de innerlijke en onzichtbare werelden doordringen en zo te weten
komen wat er in de spirituele en etherische werelden gebeurt. Dit zien
is geen fysiek zien, en evenmin is het wat zich op het astrale gebied
als gewone helderziendheid manifesteert. Ware visie is spirituele helderziendheid
— zien door middel van het innerlijke spirituele oog.
Hemel
en hel
Elke oude exoterische religie onderwees dat de zogenaamde hemelen verdeeld
zijn in stadia of graden van opklimmende gelukzaligheid en zuiverheid,
en de zogenaamde hellen in stadia of graden van toenemende loutering
of van steeds heviger lijden. De esoterische leer of het occultisme
onderwijst dat de laatste geen straf zijn en de eerste strikt genomen
geen beloning. De lering is dat iedere entiteit na de fysieke dood naar
die bij haar passende sferen gaat waarheen ze door haar karmische bestemming
en haar eigen karakter en impulsen magnetisch wordt aangetrokken. Wat
een mens tot stand brengt in zijn leven, wat hij zaait, dat en alleen
dat zal hij na de dood oogsten. Goede zaden brengen goede vruchten voort;
slechte zaden onkruid — en op een negatief en kleurloos leven
volgt misschien zelfs niets dat van waarde is of spiritueel nut heeft.
Na de tweede dood (zie aldaar) ‘gaat’
de menselijke monade naar devachan — in theosofische literatuur
vaak de hemelwereld genoemd. Er zijn vele graden in devachan: de hoogste,
de tussenliggende, en de laagste. Wat gebeurt er anderzijds met een
entiteit, met een lagere menselijke ziel die zo bezoedeld en belast
is met aardse gedachten en lagere instincten dat ze niet kan opstijgen?
Er is misschien voldoende spirituele kracht in haar om haar als een
entiteit bijeen te houden en in staat te stellen een reïncarnerend
wezen te worden, maar ze is onrein, ze draagt een last; haar neiging
is dus omlaag gericht. Kan ze daarom wel opstijgen naar hemelse gelukzaligheid?
Kan ze zelfs wel de lagere rijken van devachan binnengaan en daar een
klein beetje genieten van de gelukzaligheid, van al wat edel en mooi
is? Nee. Voor elke graad van ontwikkeling van de ego-ziel is er een
passende sfeer; ze wordt tot die sfeer aangetrokken en blijft daar tot
ze volkomen is gelouterd, tot de zonde zogezegd is weggewassen. Dit
zijn de zogenaamde hellen, lager zelfs dan de laagste gebieden van devachan,
terwijl de arupa-hemelen de hoogste delen van devachan zijn. Nirvana
is iets heel anders dan de hemelen. (Zie kamaloka, avichi, devachan
en nirvana.)
Hiërarchie
Het woord hiërarchie betekent eenvoudig een stelsel of toestand
waarin bestuursmacht en gezag worden overgedragen binnen een opzichzelfstaand
geheel dat wordt geleid en onderwezen door iemand die het hoogste gezag
draagt en de hiërarch wordt genoemd. Theosofen gebruiken deze term
in ruimere zin voor de ontelbare rangen en klassen van evoluerende entiteiten
in de kosmos, en die term is op alle delen van het heelal van toepassing,
want elk afzonderlijk deel van het heelal — en hun aantal is eenvoudig
ontelbaar — staat onder de bezielde leiding van een goddelijk
wezen, van een god, van een spirituele essentie. Alle stoffelijke manifestaties
zijn eenvoudig de verschijningsvormen op ons gebied van de werkingen
en handelingen van deze spirituele wezens die de oorsprong ervan zijn.
De reeks hiërarchieën strekt zich eindeloos
in beide richtingen uit. Om hierover een idee te vormen kan de mens
zich voorstellen dat hij in het midden staat vanwaar zich, omhooggaande,
een oneindige reeks van klassen van hogere wezens in allerlei stadia
uitstrekt — wezens die steeds minder stoffelijk en meer spiritueel
en edeler worden, in alle opzichten — naar een onnoembaar punt.
En daar houdt de verbeelding op, niet omdat de reeks zelf eindigt, maar
omdat ons denken niet verder kan reiken, naar binnen of naar buiten.
En vergelijkbaar met deze reeks bestaat er een oneindig lange reeks
wezens en stadia in neerwaartse richting (om menselijke termen te gebruiken)
— steeds verder en verder omlaag, totdat ook daar de verbeelding
ophoudt omdat ons denken niet verder kan gaan.
De top, het toppunt, de bloem, het hoogste punt
(of de hyparxis) van een bepaalde reeks van bezielde en ‘onbezielde’
wezens is de goddelijke eenheid voor die reeks of hiërarchie, ongeacht
of we aan de reeks zeven of tien of twaalf stadia of graden toekennen
(afhankelijk van het stelsel dat we volgen), en deze hyparxis of dit
hoogste wezen is op zijn beurt het laagste wezen van de hiërarchie
erboven; en zo strekken deze hiërarchieën zich steeds verder
uit — waarbij elke hiërarchie één facet van
het goddelijke, kosmische leven manifesteert en elke hiërarchie
als het ware één gedachte van de goddelijke denkers laat
zien.
Aan deze hiërarchieën, beschouwd als reeksen
van wezens, werden verschillende namen gegeven. De algemene vorm van
de Griekse hiërarchie, zoals men die aantreft bij schrijvers uit
de periode vóór de opkomst van het christendom, kan als
volgt worden samengevat en opgesomd: (1) het goddelijke; (2) goden,
of het goddelijk-spirituele; (3) halfgoden, soms goddelijke helden genoemd
waarmee een heel mystieke leer samenhangt; (4) de eigenlijke helden;
(5) mensen; (6) dieren; (7) het plantenrijk; (8) het mineralenrijk;
(9) het elementalenrijk, of wat het rijk van Hades werd genoemd. De
godheid zelf (of het geheel van goddelijke levens) is de hyparxis van
deze reeks hiërarchieën, omdat elk van deze negen stadia zelf
een ondergeschikte hiërarchie is. Deze (of elke andere) negenvoudige
hiërarchie hangt als een juweel aan de laagste hiërarchie
erboven die, naar boven geteld, de tiende vormt en die we het supergoddelijke,
het hyperhemelse, kunnen noemen, en deze tiende vormt het laagste (of,
naar beneden geteld, het negende) stadium van weer een andere hiërarchie
die zich naar boven uitstrekt; enzovoort, tot in het oneindige.
Een van de edelste theosofische leringen, en in
betekenis een van de meest verstrekkende, is die van de hiërarchische
samenstelling van de universele natuur. Deze hiërarchische structuur
van de natuur is zo fundamenteel dat ze terecht de basisstructuur van
het zijn kan worden genoemd. (Zie ook gebied.)
Hogere triade
De hogere triade is het onvergankelijke spirituele ego, opgevat als
een eenheid. Ze is het reïncarnerende deel van de samengestelde
mens die zich in ieder leven op aarde hult in een nieuwe persoonlijkheid
of lager viertal. De hogere triade is, zo eenvoudig mogelijk uitgedrukt,
de eenheid van atman, buddhi en het hogere manas; het lagere viertal
bestaat uit het lagere manas of kama-manas, prana of levenskracht, het
lingasarira of het astrale modellichaam, en het fysieke voertuig.
Men kan de spirituele aspecten van de samengestelde
mens ook op een andere manier bekijken, en wel vanuit het standpunt
van het bewustzijn; volgens deze zienswijze bestaat de hogere triade
uit de goddelijke monade, de spirituele monade en de hogere menselijke
monade. De hogere triade wordt vaak in collectieve zin, zonder aandacht
te besteden aan de details van de onderverdeling, eenvoudig de reïncarnerende
monade genoemd, of meer algemeen het reïncarnerende ego, omdat
laatstgenoemde zijn oorsprong heeft in de hogere triade.
Veel theosofen ondervinden geheel onnodig moeilijkheden
wanneer ze proberen te begrijpen waarom de samengestelde mens nu eens
op de ene manier dan weer op een andere wordt ingedeeld. De moeilijkheid
ontstaat doordat men deze indelingen als absoluut in plaats van relatief
opvat, met andere woorden alsof ze waterdichte compartimenten voorstellen
in plaats van nuttige maar niet definitieve indelingen. De eenvoudigste
indeling is waarschijnlijk die welke de zevenvoudige samenstelling van
de mens in drieën verdeelt: een hogere duade die onsterfelijk is,
een tussenliggende duade die voorwaardelijk onsterfelijk is, en een
lagere triade die onvoorwaardelijk sterfelijk is. (Zie Beginselen
van de esoterische filosofie, blz. 195 en 593.)
Hpho-wa (zie mayavirupa)
Hypnotisme
Dit woord is afgeleid van het Griekse hypnos, dat ‘slaap’
betekent, en strikt genomen zou het woord hypnotisme alleen voor die
psychisch-fysiologische verschijnselen moeten worden gebruikt waarbij
de persoon bij wie ze optreden in een toestand verkeert die veel lijkt
op de slaap. De moeilijkheid is dat men bij elke poging om deze verschillende
paranormale vermogens van de samengestelde mens te bestuderen, ontdekt
dat ze talrijk en van verschillende aard zijn, maar het publiek en zelfs
de vaktechnische onderzoekers vatten al deze paranormale verschijnselen
gewoonlijk samen onder het ene woord hypnotisme, en daarom is dit een
verkeerde benaming. Een van die krachten bijvoorbeeld, die heel bekend
is, wordt biologeren genoemd. Een andere laat een min of meer volledige
uitschakeling zien van de individuele wil en een onderbreking van de
individuele activiteiten van degene die het slachtoffer is van deze
paranormale kracht, hoewel hij misschien in andere opzichten geen tekenen
van fysieke slaap vertoont. Aan weer een andere — en als het om
werkelijke gevaren gaat misschien wel de belangrijkste van alle —
wordt de naam suggestie gegeven, een bijzonder goede naam, omdat deze
het werkterrein beschrijft van misschien wel de meest subtiele en gevaarlijke
kant van het uitoefenen van de kracht die vanuit het denken van de hypnotiseur
emaneert.
De basis van deze kracht ligt in het psychische
gestel van de mens en kan gemakkelijk en duidelijk in enkele woorden
worden weergegeven. Het is de kracht die vanuit het denken van de ene
mens emaneert en die het denken van een ander kan beïnvloeden en
de handelwijze van laatstgenoemde ten goede of ten kwade kan richten.
Het is in 999 van de 1000 gevallen verkeerd om dit te doen; en ieder
mens zou dit feit onmiddellijk begrijpen als hij het verschil kende,
wat het geval zou moeten zijn, tussen de hogere en de lagere natuur
van de mens, tussen enerzijds zijn onvergankelijke, de dood trotserende
individualiteit, zijn spirituele natuur, en anderzijds het hersenverstand
met zijn aaneenschakeling van zwakke en vluchtige gedachten.
Iedereen die mannen en vrouwen in een toestand van
hypnose heeft gezien, moet niet alleen beseffen hoe gevaarlijk, hoe
funest en verkeerd dit is, maar ook dat het een volmaakt voorbeeld is
van een trancetoestand. De reden is dat de tussennatuur, of het psychomentale
gestel, van de mens die in deze toestand verkeert, van zijn plaats is
verdrongen of, met andere woorden is ontwricht of verplaatst, zodat
alleen het menselijk lichaam met zijn levensenergieën overblijft,
waarin de hersencellen en het zenuwstelsel min of meer gebrekkig functioneren.
H.P. Blavatsky schrijft in haar Theosophical Glossary (blz.
147): ‘Het is moreel en fysiek een heel gevaarlijke praktijk,
omdat ze storend werkt op het zenuwfluïdum en op de zenuwen die
de circulatie in de capillaire bloedvaten regelen.’ (Zie ook mesmerisme.)