Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoud pagina vooruit

Het avesa-vermogen

In de oude occulte literatuur van Hindoestan wordt vaak gesproken over avesa*, een technisch en mystiek woord dat duidt op het vermogen dat ingewijden van de witte of de zwarte school bezitten om in het lichaam van een ander te treden, het te bewonen en te gebruiken. Het vermogen dat te doen is op zichzelf natuurlijk goed noch slecht, maar het wordt heilzaam of schadelijk door de manier waarop dit magische vermogen wordt gebruikt of misbruikt.

*Een samengesteld Sanskrietwoord gevormd uit het voorzetsel a, dat nadering of in de richting van betekent, en de werkwoordswortel vis, die binnengaan, doordringen, en dus in bezit nemen betekent. De wortel vis heeft nog een andere vorm, vish, met een bijna identieke betekenis en hiervan komt de naam Vishnu, de tweede godheid van de trimurti van de hindoes.

Bij de zeldzame gelegenheden dat een adept van het pad van de rechterhand, of een witte magiër, dit vermogen aanwendt met het doel het lichaam van iemand anders te gebruiken, zal hij onder geen enkele omstandigheid de wil, het leven of het lichaam van die ander overweldigen, vernietigen, of ten kwade beïnvloeden. Hij brengt eerder zijn eigen psychische en pranische karaktertrekken in synchronische en sympathetische trilling met die van degene van wie hij het voertuig gebruikt; en zo worden het psychische gestel, de vitaliteit, en het lichaam van die mens op geen enkele wijze beschadigd, maar eerder verfijnd.

De zwarte magiër, of adept van het pad van de linkerhand, daarentegen, overweldigt of onderwerpt altijd de wil, het psychische gestel en de prana’s van degene van wie het voertuig aldus wordt gebruikt, en steeds tot blijvend nadeel en blijvende schade van zijn slachtoffer. Bovendien heeft de witte adept zonder uitzondering de toestemming of instemming van degene die op die manier zijn voertuig aan hem leent; de zwarte magiër krijgt daarentegen zelden die toestemming; en zelfs al zou die toestemming worden afgedwongen en met tegenzin worden gegeven, dan zijn de gevolgen toch altijd slecht.

Hier moet een heel belangrijk punt worden genoemd, want het geeft een verklaring van een bepaald mysterie dat verband houdt met HPB en ook met iedere andere chela die zich soms beschikbaar stelt – d.w.z. de lagere delen van de constitutie – om door de intelligentie en de wil van de leraar van de chela te worden gebruikt. Dit belangrijke punt is het volgende. Omdat de adept zijn svabhava of individuele kenmerken in dit geval in harmonie brengt met die van de chela, is het natuurlijke gevolg dat bijna zonder uitzondering de kenmerken of schrijfstijl van de adept of de manier van spreken in grote mate worden gewijzigd door en veel overeenkomst gaan vertonen met die van de chela van wie hij het voertuig gebruikt. We zien dan dat als de chela de woorden van zijn leraar weergeeft, hij onbewust en automatisch stijl en kenmerken van zijn leraar beïnvloedt door die van hemzelf.

Ter illustratie: bij die gelegenheden dat HPB haar psychische gestel en lagere beginselen leende aan haar leraar om door hem te worden gebruikt, paste hij zijn eigen mentale en psychische kenmerken aan bij, of stemde ze af op de hare om die niet te beschadigen; in werkelijkheid werden ze tijdelijk door hem veredeld en gezuiverd. Dit had echter tot gevolg dat wanneer het beoogde doel was bereikt – of het een brief was, een essay of iets anders – het allemaal klonk en eruitzag alsof het van HPB zelf was, maar in hoge mate verbeterd, verhelderd – vrijwel zoals het hogere zelf van HPB zich zou hebben uitgedrukt als het vrij en onbelemmerd door het menselijke gestel van HPB had kunnen werken.

Door gebruik te maken van dit avesa-vermogen kunnen er veel vreemde en verbazingwekkende dingen gebeuren en die zijn ook gebeurd in de occulte geschiedenis van filosofische en religieuze bewegingen. Zo konden de magiërs uit de oudheid beelden tot leven brengen; en dit verklaart het vrij grote aantal verhalen en legenden in de literatuur over beelden van goden of helden die men liet knipogen, met het hoofd knikken of zelfs spreken. De occulte verklaring van dit wonder ligt in het feit dat alle materie, zoals hout en steen, uit moleculen en elektronen bestaat die, hoewel ze meestal in evenwicht worden gehouden, niettemin volmaakt beweeglijk zijn, gezien als verzamelingen elektronen, atomen en moleculen die met duizelingwekkende snelheid bewegen. Wanneer dus de almachtige wil en intelligentie van de adept in het elektrische fluïdum worden gevoerd dat de bewegingen van deze moleculen en elektronen beheerst, kunnen die bewegingen, als de adept dat wenst, worden veranderd en gedeelten van een tot dan ‘onbezield’ lichaam in beweging brengen – die dan tijdelijk plastisch worden.

Dit feit verklaart ook de zogenaamde bewegende stenen uit de oudheid, of het bewegen of spreken van de beelden van goden, mogelijk gedurende vrij lange tijd. Natuurlijk kon aan dit magische gebeuren een einde worden gemaakt door het stoffelijke voorwerp dat ‘betoverd’ was, te vernielen, want dat betekende natuurlijk dat de moleculaire samenhang van het voorwerp werd verbroken wanneer het werd vernietigd, verpulverd of verbrand; was het stoffelijke voorwerp eenmaal vernield, dan hield de magie noodgedwongen op omdat er voor de magische energie geen stoffelijk voertuig meer was om in te werken.*

*Vgl. ‘Animated statues’ door HPB, The Theosophist, nov. 1886; ‘Bezielde standbeelden’, H.P. Blavatsky: Geselecteerde artikelen, 2:530-41.

In de dagen van verval van Atlantis overheerste het misbruik van avesa, en waren de zwarte magiërs berucht om het bedrog en de verderfelijke praktijken die ze ten koste van de eenvoudige, onnadenkende en vaak goedgelovige massa bedreven.

Zowel de witte als de zwarte scholen van de Atlantiërs gebruikten dit vermogen o.a. om automatische of zelfbewegende entiteiten ‘voort te brengen’ en die waren in feite even algemeen als moderne machines nu zijn. In De geheime leer (2:483vn) citeert HPB bijvoorbeeld een oud manuscript over Atlantische tovenaars die speciaal geproduceerde automaten als bedienden gebruikten die het zware en eenvoudige werk deden, en over andere automaten die in feite ‘bezielde machines’ waren en enerzijds werden gebruikt als beschermers, of anderzijds als waarschuwers voor gevaar, bijna zoals de moderne wetenschap de thermometer, de barometer, de foto-elektrische cel, enz., heeft leren begrijpen en gebruiken.

Al deze automaten waren onbezield in de menselijke en juiste betekenis van dit woord, want ze hadden noch een geweten noch een eigen verstand, omdat het slechts machines waren die met magische middelen waren opgewekt om zekere taken te verrichten en bepaalde belangrijke wetenschappelijke functies te vervullen. Plato vermeldt in een van zijn beroemde Dialogen het bestaan en gebruik van zulke automaten door de bewoners van het eiland Poseidonis, een deel van het oude Atlantis.

Het proces waarmee de adept zijn wil en intelligentie in werking stelt om uiterlijke verschijningen van zichzelf voort te brengen wordt, zoals gezegd, hpho-wa genoemd, een term die eveneens slaat op de projectie van het mayavirupa door de adept. Er zijn vele manieren waarop dit vermogen, dat zowel verschrikkelijk slecht als goddelijk weldadig kan zijn, kan worden gebruikt.

Bron van het occultisme, blz. 559-62

© 2022 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag