Het Theosofisch Genootschap

omslag boek

Mystiek uit Irak: oude wijsheid van de nabateeërs

English

Boekbespreking: The Last Pagans of Iraq: Ibn Wahshiyya and his Nabatean Agriculture

Jaakko Hämeen-Anttila, Brill, 2006, 396 blz, isbn 9789004150102

Mijn interesse in dit boek werd gewekt door twee dingen: door H.P. Blavatsky’s verwijzingen naar het manuscript Nabatean Agriculture (Landbouw van de nabateeërs), en door de beroemde stad Petra in Jordanië die voor een groot deel is uitgehouwen in de rotsen door de nabateeërs.

Over de term nabateeërs bestaat onder historici veel verwarring omdat deze aanduiding in verschillende tijden en in verschillende context betrekking had op verschillende groepen mensen. Het manuscript Nabatean Agriculture heeft volgens Hämeen-Anttila geen relatie met de nabateeërs die Petra bouwden. H.P. Blavatsky zegt over de nabateeërs dat het

de mystieke naam is van de kaste die was gewijd aan Nebo (god van de verborgen wijsheid), waaruit direct blijkt dat de nabateeërs een occulte broederschap vormden. De nabateeërs, die volgens de Perzische yezidi oorspronkelijk uit Basra naar Syrië kwamen, waren de ontaarde leden van die broederschap; toch was hun religie zelfs op dat late tijdstip zuiver kabbalistisch. Nebo is de godheid van de planeet Mercurius, en Mercurius is de god van de wijsheid of Hermes, en Budha, die de joden נְבוֹ ‘de Heer in de hemel, de verhevene’ noemden . . . en de Grieken Nabo, Ναβώ, vandaar nabateeërs. GL 2:516-7

Uit het boek Nabatean Agriculture wordt duidelijk dat nabateeërs als een edele term wordt gezien en wordt gebruikt voor de oude Chaldeeuwse wijzen en hun volgelingen. Dat zij hebben geleefd in het oude Chaldea of Babylonië, nu Irak, is duidelijk. Dat zij misschien ook een aftakking hadden in Petra is niet ondenkbaar omdat verschillende gebeeldhouwde motieven in Petra onmiskenbaar overeenkomen met die van het oude Chaldea of Babylonië. Maar we zullen ons hier verder beperken tot het manuscript en de inhoud daarvan.

H.P. Blavatsky verwijst in haar Geheime Leer herhaaldelijk naar het boek Nabatean Agriculture en noemt het een ‘samengesteld’ en ‘enorm oud boek’ en

niet apocrief, maar een herhaling van stellingen van de geheime leer in de exoterische Chaldeeuwse vorm van nationale symbolen, met het doel de leringen te ‘versluieren’, op dezelfde manier als de boeken van Hermes en de Purana’s pogingen daartoe zijn door de Egyptenaren en de hindoes. Het boek was zowel in de oudheid als in de middeleeuwen goed bekend. GL 2:516

Nabatean Agriculture is een vertaling van een Arabisch manuscript uit de 10de eeuw n.Chr. Het Arabische manuscript is een vertaling die Ibn Wahshiyya (geboren in Qusayn in Irak) in de 10de eeuw n.Chr van een oud-Syrisch manuscript heeft gemaakt. Het oud-Syrische manuscript – waarvan de ouderdom onzeker is – staat ons helaas niet ter beschikking, maar volgens Ibn Wahshiyya is het samengesteld door drie Chaldeeuwse wijzen en afkomstig uit Mesopotamië, nu grotendeels Irak. Het boek werd begonnen door Saghrith, en later voegde Yanbushad en Quthama er gedeelten aan toe. Tussen Saghrith en Quthama zou een periode liggen van 21.000 jaar.

Het manuscript Nabatean Agriculture werd in 1835 door Étienne Quatremère in een tijdschrift onder de aandacht gebracht, maar pas na de Duitse vertaling van passages van dit manuscript door Daniel Chwolsohn in 1856 (waarnaar Blavatsky verwijst) ontstond er een hevige discussie over. Chwolsohn is door geleerden van zijn tijd fel aangevallen, de tekst werd uiteindelijk bestempeld als een ‘sprookje’ en omdat er nooit een Engelstalige vertaling verscheen bleef Nabatean Agriculture zo goed als ontoegankelijk voor het grote publiek. Jaakko Hämeen-Anttila heeft hierin verandering gebracht. Hoewel hij slechts een deel van de tekst heeft vertaald, heeft hij deze voor iedereen beschikbaar gemaakt. Maar het lezen van zijn vertaling van alleen de teksten van Nabatean Agriculture geeft een beperkt beeld van de filosofisch-religieuze inhoud van dit boek. Pas na het lezen van zijn verklarende inleidingen op de vertaalde teksten wordt duidelijk hoeveel meer het bevat omdat hij hier extra gedeelten uit het manuscript heeft vertaald of samengevat. Hierdoor krijgt men een beter beeld, maar het is jammer dat hij niet de hele tekst heeft vertaald.

In het toelichtende hoofdstuk van Hämeen-Anttila over de wereld en de goden krijgen we een indruk van de kosmogonie van de nabateeërs. Alles is voortgekomen en komt eeuwig voort uit beweging. De wereld wordt verdeeld in een hogere en lagere wereld. De hogere wereld bestaat uit de sferen van de zeven hemellichamen met daarboven de vaste sterren. Dit stelsel is het klassieke stelsel van Saturnus, Jupiter, Mars, zon, Venus, Mercurius en de maan. De lagere wereld is die van de aarde tot de laagste grens van het gebied van de maan. De planeten, zon en maan worden gezien als goden die elk een specifieke relatie hebben met de aarde (klimaat) en haar bewoners. Wat plaatsvindt in de lagere wereld is het gevolg van de gezamenlijke effecten van alle hemellichamen (blz. 111). De zon wordt de ziel van zowel de hogere als de lagere wereld genoemd. De verschillende elementen (aarde, water, lucht en vuur) in relatie tot de hemellichamen en de sterrenbeelden worden tevens besproken.

Volgens Hämeen-Anttila bevat Nabatean Agriculture een lange tekst over de ziel. Helaas is dit stuk niet door hem vertaald en opgenomen. Een aantal punten uit deze tekst licht hij wel toe, zoals b.v. dat de specifieke zielen in ons in verband staan met de universele ziel – ook wel de zon genoemd – en dat deze de bewegingen van de zon volgen en van de zon afkomstig zijn. Ergens anders wordt er gesproken over de verschillende herkomst van de zielen, sommige als afkomstig van Jupiter, sommige van de maan en sommige komen van de zon. Het verband tussen de verschillende zielen en de organen in ons lichaam komt ook aan bod. Ten slotte vermeldt de tekst kort de transmigratie van zielen van het ene lichaam naar het andere.

De geest van altruïsme schijnt hier en daar door het boek heen en geeft een beeld van de essentie van de oude Chaldeeuwse traditie:

De profeten hebben ons opgedragen om voor de wereld te zorgen en (anderen) te helpen tijdens het lijden dat we daar ervaren. Indien we elkaar niet helpen zullen we ten onder gaan. En verder dat we medelijden met elkaar zouden moeten hebben en mededogen voor elkaar moeten voelen en elkaar moeten helpen tijdens de beproevingen die we moeten ondergaan zodat we dichter bij God komen . . . blz. 243

En ook dat als alle mensen elkaar recht zouden doen en niemand elkaar kwaad zou doen, hun moeilijkheden zouden verdwijnen en hun lichaam gezond zou zijn. Ze zouden niet ziek worden maar opbloeien, er zou geen hongersnood zijn en hun oogst zou goed zijn. Maar omdat ze elkaar geen recht doen, en onrechtvaardig handelen, veroorzaakt hun kwaad al deze kwellingen van hongersnood, armoede en ziekte. blz. 263

Het boek bevat duidelijk verschillende gedeelten. Sommige schijnen heel oud te zijn terwijl andere gedeelten recenter lijken. De oudste gedeelten bevatten de meeste filosofie. Minder oude gedeelten gaan over onderwerpen die de schrijver soms met tegenzin behandelt, zoals het vervaardigen van talismannen en andere vormen van magie waarbij ook wordt aangegeven dat deze kennis gevaarlijk is omdat ze kan worden misbruikt. De tekst toont zelf ook grote eerbied voor de oudste verhalen en oudste wijzen en geeft aan dat er eerst unanieme opvattingen heersten, en pas later verdeeldheid onder de mensen ontstond.

Je weet dat de alleroudste verhalen over wie dan ook onder de nabateeërs die de mensen kennen de verhalen over Dawanay zijn, die de eerste mens onder ons was die wijsheid (ontving). Van zijn kennis hebben we geleerd en hij heeft de deuren naar wijsheid voor ons geopend. De mensen uit zijn tijd waren het unaniem eens dat hij tijdens het slapen in dromen een openbaring had gekregen en dat hij in de waaktoestand werd geïnspireerd door gedachten die bij hem opkwamen: wat door opkomende gedachten tot hem kwam noemden ze inspiratie. . . . Je weet dat de meeste nabateeërs, diegenen die behoren tot het nageslacht van Adam en diegenen die behoren tot het nageslacht van anderen, het eens zijn dat Dawanay de meest voortreffelijke mens van alle mensen was, en daarom hebben ze hem Heer van de Mensheid genoemd . . . blz. 275

Dawanay wordt in Nabatean Agriculture nog voor Adam genoemd in een zogenaamde reeks van wijzen en is waarschijnlijk identiek met Adon omdat Adon soms geschreven wordt als ’DWN. Ook de titel Heer van de Mensheid lijkt hierop te wijzen. Door sommige schrijvers wordt Dawanay vergeleken met Hermes (vgl. blz. 169-70vn).

Een andere wijze waarnaar veel wordt verwezen is Adam. Blavatsky zegt daarover:

‘Adam-Adami’* is een samengestelde soortnaam die zo oud is als de talen. De geheime leer zegt dat Ad-i de naam was die door de Indo-Europeanen is gegeven aan het eerste sprekende ras van de mensheid in deze ronde. Vandaar de woorden Adonim en Adonai (de oude meervoudsvorm van Adon), die de joden gebruikten voor hun Jehovah en engelen, die eenvoudig de eerste spirituele en etherische zonen van de aarde waren; en de god Adonis, die in zijn vele variaties de ‘eerste Heer’ voorstelde. Adam is in het Sanskriet Adi-Natha, dat ook eerste Heer betekent, evenals Adi-Isvara, of welke Adi (eerste) ook, gevolgd door een bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord. De reden hiervoor is dat zulke waarheden een gemeenschappelijk erfdeel waren. Het was een openbaring die was gedaan aan de eerste mensheid vóór de tijd waarin, zoals de Bijbel het uitdrukt, ‘er één taal werd gesproken’: kennis die later door de eigen intuïtie van de mens werd uitgebreid, maar nog later onder een passende symboliek tegen ontwijding werd beschermd. GL 2:513

*In de vertaling van Hämeen-Anttila geschreven als Adam of Adama.

Een ander interessant gedeelte van de tekst gaat over het verschil tussen waarzeggers, profeten en wijzen. Een onderscheid dat in grote lijnen overeenkomt met de manier waarop dit in theosofische literatuur wordt gemaakt.

Alle Ouden wisten dat openbaringen van goden aan mensen slechts op de twee manieren kunnen plaatsvinden die we hebben genoemd, namelijk visioenen in dromen of inspiratie door gedachten tijdens de waaktoestand. . . . Masa en enkele andere Kasdanianische [Chaldeeuwse] wijzen waren van mening dat deze twee manieren, of één daarvan, slechts ter beschikking staan aan diegenen van wie de aard op de juiste manier is voorbereid zodat ze ontvankelijk is voor openbaringen en dat diegenen die op deze twee manieren openbaringen ontvangen profeten moeten worden genoemd, terwijl het niveau van de waarzeggers lager ligt . . .

Ze waren ook van mening dat de profeten een gezond verstand en onderscheidingsvermogen hebben, goed zijn in onderricht en dat ze de voordelen en nadelen (van alles) op een scherpzinnige manier doorgronden, terwijl waarzeggers meestal dom zijn, weinig discipline hebben en slechts een beetje kennis hebben en in hoge mate gebruikmaken van hun (eigen) zintuiglijke waarnemingen en die volgen . . . De weg van de profeet is waarachtiger en juister dan die van de waarzegger. . . .

Weet ook dat er nog een derde groep mensen is die geen profeten (en ook geen waarzeggers) kunnen worden genoemd. Dit zijn de wijzen, getraind in wijsheid en kennis, en bedreven op het gebied van de complexe wetenschappen. Zij worden filosofen genoemd. De filosofen verkrijgen hun wijsheid en kennis uit eigen beweging en door training, niet door openbaring of waarzeggerij. blz. 277-8

Hier en daar bevat Nabatean Agriculture dus interessante gedeelten, een duidelijke echo van de oude wijsheid met een esoterische kant waarop geheimhouding rustte (vgl. blz. 92), maar het bevat ook verhalen over allerlei gewassen, voedsel, begrafenisrituelen, en andere weinig verhelderende onderwerpen die de aandacht afleiden.

We weten nog heel weinig over de nabateeërs en uit Nabatean Agriculture blijkt dat ze over veel meer geschriften beschikten omdat daarnaar wordt verwezen (blz. 93). Niettemin is duidelijk dat de nabateeërs zich bezighielden met de grote vraagstukken van het leven en er onder hen grote wijzen bestonden die de mysteries hadden opgelost.

– Coen Vonk

Oude culturen/beschavingen en hun spirituele tradities: Midden-oosten


Uit Impuls (Nieuwsbrief voor leden van het Theosofisch Genootschap), september 2010, nr. 52.

© 2010 Theosophical University Press Agency