Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoudsopgave pagina vooruit

17. Een nieuw continent van denken

Iedereen telt mee. Intuïtief weten we dit, maar begrijpen we goed genoeg wat de verstrekkende implicaties zijn van deze waarheid die sterk tot de verbeelding spreekt? Het is duidelijk dat gedachten en gevoelens ons tot handeling aanzetten, en toch zijn maar enkelen van ons ervan overtuigd dat onze persoonlijke gevoelens en gedachten werkelijk meetellen in het geheel van de mensheid. Daarin vergissen we ons. Dat onze geringste emotie of gedachte niet alleen onze broeders in alle rijken, maar ook het universum, in zekere mate beïnvloedt, is niet zonder betekenis. Werkelijk, de magnetische uitwisseling van verantwoordelijkheid tussen alle levende wezens in het rijk van de zon en de beïnvloeding van elkaars lot is ontzagwekkend: er is geen moment gedurende de uren dat we wakker zijn of tijdens het slapen (hoewel op een andere manier) dat we niet enige invloed uitoefenen op de aurische atmosfeer die onze wereldbol omringt en waar de hele mensheid deel van uitmaakt.

Hoe is dit mogelijk? In 1880 schreef KH in zijn eerste brief aan A.O. Hume:

iedere gedachte van de mens komt, na te zijn ontwikkeld, in de innerlijke wereld en wordt een actieve entiteit door zich te verbinden – verenigen zouden we het kunnen noemen – met een elementaal; dat wil zeggen met een van de halfintelligente krachten van de natuurrijken. Ze blijft bestaan als een actieve intelligentie, een wezen dat door het denken is verwekt, gedurende een langere of kortere periode evenredig aan de oorspronkelijke intensiteit van de hersenactiviteit die haar heeft voortgebracht. Zo blijft een goede gedachte bestaan als een actieve weldadige kracht; een kwade gedachte als een boosaardige demon. En zo bevolkt de mens voortdurend zijn stroom in de ruimte met zijn eigen wereld, met de voortbrengselen van zijn fantasieën, verlangens, impulsen en hartstochten, een stroom die naar verhouding van zijn dynamische intensiteit inwerkt op ieder gevoels- en/of zenuworganisme dat ermee in aanraking komt.1

Inderdaad ‘bevolken we voortdurend onze stroom in de ruimte’ met het geheel van wat we zijn. Elk voorbijgaand moment zenden we impulsen van gedachten of verlangens uit die, terwijl ze zich met elementale energieën verbinden als en wanneer ze dat willen, het vermogen hebben de ziel in haar groei te bevorderen of te vertragen. Omdat de levensatomen voortdurend circuleren, beïnvloedt wat we denken en doen niet alleen onszelf, onze familie en omgeving, maar ook ieder ander levend wezen op onze planeet.

Bovendien worden onze gedachten en emoties automatisch geregistreerd in het astrale licht dat onze aardbol omringt, en ook in onze eigen astrale substantie. Aangezien het astrale licht zowel ontvanger als zender (en ook optekenaar) is van de gedachten en emoties van ieder mens die ooit heeft geleefd, stort het op bepaalde momenten, wanneer er een opening is, zijn lagere en hogere emanaties uit over het totale bewustzijn van de mensheid. Dit betekent dat wat we nu zijn, zijn sporen zal nalaten op ontelbare nog niet voortgebrachte levens, omdat elke gedachte, emotie en aspiratie die op het astrale licht van de aarde is afgedrukt, na verloop van tijd naar onszelf en anderen wordt teruggekaatst. Wat iemand is, is daarom enorm belangrijk.

Het in deze tijd dunner worden van de scheidslijn tussen het astrale en fysieke gebied blijkt voor- en nadelen te hebben, en veel hangt af van wat we kiezen om onszelf mee te vereenzelvigen. Tegenwoordig lijkt het astrale licht meer dan gewoonlijk zijn laagste inhoud uit te storten; aan de andere kant worden steeds meer mensen ontvankelijk voor de energieën van hogere niveaus en ontvangen soms ideeën en aspiraties die voldoende kwaliteit hebben om vele levens ten goede te keren. Reden temeer om een evenwichtige visie te bewaren en niet toe te geven aan gevoelens van wanhoop – noch over onszelf noch over de toekomst van de mensheid. De ondermijnende invloed die zulke gemoedstoestanden op ons hebben, besmet de levensstromen van gedachte-energieën overal op onze planeet. Er staat voor ieder van ons te veel op het spel om moedwillig negatieve gedachten aan het wereldkarma toe te voegen.

Mensen die herhaaldelijk aan depressies lijden, zijn met name gevoeliger dan anderen voor de cyclische hoogte- en dieptepunten in de natuur en kunnen nogal hevig heen en weer worden geslingerd tussen grote blijdschap en wanhoop. Het is mogelijk, het is zelfs onze plicht, om onze reacties te matigen en onze aandacht te richten op het gouden midden tussen de twee uitersten. Elke wijze en rishi vóór en na Gautama Boeddha kende en verkondigde de oude regel: wanneer ‘onwaardige beelden’ het bewustzijn vullen, roep dan onmiddellijk ‘waardige beelden’ op. Dan zal, wanneer haat, slechte bedoelingen, en zelfzuchtige verlangens zijn overwonnen, het ‘innerlijke hart standvastig, rustig, eenpuntig gericht en sterk worden’.2 Katherine Tingley begreep dit goed; ze kende de kracht van visualisatie en moedigde haar leerlingen aan wanneer somberheid of moedeloosheid binnenslopen onmiddellijk het tegenovergestelde voor de geest te roepen, en zo een ander soort energie op te wekken. De invloed van deze nieuwe gedachtestroom zou na verloop van tijd de overhand krijgen, en de leerling zal zich bewust zijn van een nieuwe zingeving, een nieuwe vreugde bij het vervullen van zijn plichten. In haar boek De goden wachten op ons, haalt ze een opmerkelijke verklaring van haar leraar aan:

De atomen van het menselijk lichaam worden in de regel omlaaggehaald door de last van het denken – nutteloze gedachten, vooroordelen en angsten. Ze ondergaan ieder ogenblik reeksen veranderingen, onder invloed van de gedachten van het brein. Gebrek aan vertrouwen, gebrek aan inspiratie waar mensen aan lijden – wanhoop – brengen deze atomen halverwege de dood. Maar ze kunnen worden bezield tot een soort onsterfelijkheid door het vuur van het goddelijke leven en worden afgestemd op de universele harmonie. blz. 139

Als het af en toe onmogelijk lijkt ons bewustzijn vanuit de put naar het innerlijke zonlicht te verheffen, kunnen we het op één na beste proberen: de volle aandacht schenken aan de plicht die direct vóór ons ligt. De atomen die we tot ‘halverwege de dood’ hadden omlaaggehaald zullen dan al snel worden getransformeerd tot de lichtatomen van zelfvergetelheid en milde gevoelens. We zullen de volledige bezetting van fysieke, mentale en spirituele atomen hebben opgeladen met licht en lichtheid. Nog belangrijker is dat zo’n persoonlijke verandering van houding wereldwijd een goede invloed heeft, die ver voorbij onze beperkte invloedssfeer uitstraalt en aan anderen hoop schenkt en hen een nieuwe stimulans geeft.

Die gedachte is voldoende om de stellige zekerheid te geven dat elke flinke inspanning om op te komen voor het ware meetelt en, wanneer ze onzelfzuchtig wordt volgehouden, neemt haar kracht ten goede onberekenbaar toe. Ik vraag me af of we ons realiseren hoezeer we anderen versterken door rustig consequent gehoor te geven aan het edelste in ons; en daartegenover, hoe krachtig we mensen ten nadele beïnvloeden die in de greep van angst of zwakheid verkeren, wanneer we toegeven aan onwaardige gedachten of onwaardig gedrag.

Door de eeuwen heen zijn er leraren en verlossers onder ons verschenen en ze hebben dezelfde waarheid verkondigd die een uitdaging vormt: dat we de zelfzucht en hebzucht die de ziel van de mensheid verstikken alleen kunnen uitroeien als iedereen ze in zijn eigen karakter vernietigt. Het is duidelijk dat dit niet vlug kan worden gerealiseerd, maar enkel het feit dat het misschien een heel leven of meerdere levens kost, is geen reden om niet ermee te beginnen. Een van de aan Jezus toegeschreven uitspraken in de gnostische documenten die in Nag Hammadi zijn gevonden, heeft hierop betrekking:

. . . Wie oren heeft laat hem horen.
In een mens van licht is er licht
en hij verlicht de hele wereld (kosmos).
Wanneer hij niet schijnt,
heerst er duisternis.
Het Evangelie volgens Thomas, 24

Het vaste voornemen om het mystieke pad van mededogen te volgen opent een kanaal tussen de persoonlijke natuur en het intuïtieve, hogere zelf, en daarmee wordt de verantwoordelijkheid voor zichzelf en alle anderen honderd keer zo groot. Telkens als we toegeven aan kleingeestige of onvriendelijke gevoelens sluiten we onszelf af van het innerlijke licht en daardoor werpen we een schaduw over het leven van anderen; het omgekeerde geldt ook, elk sprankje licht van de innerlijke buddhi helpt in zekere mate om onze omgeving te verlichten.

Wanneer we op de televisie beelden zien van de vreselijke toestanden die overal op de wereld bestaan, zoals bijvoorbeeld miljoenen zieke en hongerlijdende kinderen, raakt dit de kern van ons wezen. Wie in staat is om te helpen het leed en de honger en de pijn te verlichten, zou zeker al het mogelijke moeten doen – ‘Door het niet-verrichten van een barmhartige daad, verricht men een daad die neerkomt op een doodzonde.’3 Maar laten we in ons verlangen om de hongerlijdenden in verre landen te helpen niet onze familie thuis vergeten of de hulpbehoevenden in onze omgeving. Het is onze verantwoordelijkheid om onze dharma te vervullen: daar waar onze innerlijke plicht ligt.

Hoewel we allemaal uitkijken naar de dag waarop de wanhopige toestand van miljoenen medemensen zal worden verlicht, kunnen we er zeker van zijn dat wanneer iemands karakter overwegend is afgestemd op de hartenkreet van alle anderen, dit voortdurend een gunstige invloed heeft op het groepskarma. Zaden die in goede grond worden gezaaid schieten wortel, en bloeien na verloop van tijd in het juiste seizoen. Op deze manier zullen ook gedachten en aspiraties voortgekomen uit een onzelfzuchtig, sterk verlangen om het leed van de mens te verlichten, in daden worden omgezet, zo niet door onszelf dan wel door anderen die karmisch zijn begunstigd om dat wat ons voor ogen stond te realiseren.

Het werk van genezing en van mededogen dient eerst op het gebied van de ideeënvorming te worden volbracht, wil het een blijvende uitwerking op het fysieke gebied hebben. We moeten werken in de wijngaard van het denken en het hart, en onze energie richten op het ontwortelen van de innerlijke oorzaken van de erbarmelijke toestanden op onze planeet. Hoewel velen van ons misschien niet in staat zijn om in praktische zin de materiële omstandigheden te verbeteren, is er niemand die niet kan bijdragen aan de onzelfzuchtigheid in de wereld, die de krachten van het licht niet kan versterken.

Wanneer we gebukt gaan onder de omvang van het leed dat zovelen ondergaan, kunnen we in gedachten de aarde rondgaan en aandacht schenken aan het heldhaftige werk van individuen en groepen die bezig zijn met actieve filantropische inspanningen om verlichting en herstel van hoop te brengen. Deze oefening is niet alleen goed voor onze eigen gemoedstoestand, maar belangrijker is dat we via innerlijke kanalen kracht verlenen aan hun altruïstische pogingen. We kunnen hen niet dankbaar genoeg zijn die ten koste van grote persoonlijke opofferingen en vaak met gevaar voor eigen leven, dit verlossende werk op zich nemen.

Op verschillende plaatsen zijn er lichtpunten, centra van meedogende helpers die in de wereld werken. Ze bazuinen misschien niet hun naam of wat ze hebben bereikt rond, maar ze bevinden zich standvastig op hun post, die meer een innerlijke dan een uiterlijke post is. We hebben het gehad over het netwerk van individuen dat altijd heeft bestaan sinds ons zelfbewuste denken eeuwen geleden werd wakker geroepen. Deze broederschap van verlichte individuen werkt in stilte om scheppende impulsen te geven aan ontvankelijke harten. Wat we waarnemen is maar het topje van een enorme geestelijke activiteit die al vele miljoenen jaren bestaat, en die daaraan voorafgaand in vroegere wereldcyclussen bestond. Dat netwerk is er nog steeds, en de ‘aspiratie van de ware adept’ bestaat nog altijd uit het verwezenlijken van een universele broederschap, alsmede de geestelijke verlichting van de mensheid . . .

En wij zullen dat periodieke werk van ons voortzetten; we zullen ons van onze filantropische pogingen niet laten afbrengen, tot op die dag dat de grondslagen voor een nieuw continent van denken zo stevig zijn gelegd dat geen enkele tegenstand of domme kwaadwilligheid . . . de zege zal kunnen behalen.
De mahatma brieven aan A.P. Sinnett, blz. 20, 58

Tegenwoordig zijn we bij een dwarsdoorsnede van de mensheid getuige van een herleving van de oude droom van de eenheid van al het leven: individuen die zich ervoor inzetten om deze tot een feit in de menselijke betrekkingen te maken. Telkens als toegewijde mensen, zelfs al is het kortstondig, aspireren in harmonie met het hart van het Zijn, wordt er inderdaad een kracht opgewekt, een dynamische energie. Misschien is niemand van ons afzonderlijk in geestelijk of ander opzicht van bijzonder belang; maar gezamenlijk, wanneer iedereen spontaan de unieke kwaliteit van zijn zielenessentie bijdraagt aan het verheffen van de mensheid – wie weet wat voor onvoorspelbaar en krachtig gevolg dit op innerlijk gebied zou kunnen hebben? Jezus herhaalde slechts de oude wet: ‘waar twee of drie in mijn naam bijeen zijn, . . .’ (Matth. 18:20). Geestelijke leringen hebben de kracht om mensen te verheffen; en hoewel edele idealen in de gedachteatmosfeer op zich al invloed hebben, kan er een zekere magie plaatsvinden wanneer ze worden ondersteund door personen die deze idealen in praktijk brengen.

Wanneer we denken dat onze beschaving gedoemd is zijn zelfzuchtige en destructieve gewoonten voort te zetten betekent dit dat we kostbare gedachtekracht voor negatieve doeleinden misbruiken. Als we daarentegen onszelf zien zoals we werkelijk zijn, betekent dit een volledige verandering in ons perspectief: we zijn geen afzonderlijke, met elkaar strijdende persoonlijkheden maar voortbrengselen van de kosmos, goddelijke wezens die op dit moment door het menselijke stadium gaan om onze ervaring te verruimen en te verrijken. Hoewel niemand zonder steun het wonder van een regeneratie van de wereld kan volbrengen, kunnen miljoenen persoonlijke overwinningen op het zelf een wonderbaarlijke uitwerking hebben.

Stel dat een groeiend aantal altruïstisch ingestelde mensen hun aspiraties zouden richten op verheven gedachten en onzelfzuchtige daden, dan zou onvermijdelijk voldoende kracht worden opgewekt om een spontane omzetting van de leefpatronen van de mensheid te verwezenlijken – van bekrompen egoïsme naar de grootmoedigheid van mededogen.

Het is voor ons niet weggelegd om te weten wat het karma van de wereld zal zijn; maar als we eenvoudig en ten volle het beste van onszelf geven, op een onpersoonlijke manier, zullen we bruggen bouwen die zullen leiden tot dat ‘nieuwe continent van denken’ waarover de meester spreekt.

Noten

  1. Margaret Conger, Gecombineerde chronologie, blz. 35; De eerste brief van KH aan A.O. Hume.
  2. Majjhima Nikaya, geciteerd in Bron van het occultisme, G. de Purucker, blz. 40.
  3. De stem van de stilte, ‘De Twee Paden’, blz. 28.

Duizend lichten aansteken, blz. 209-18

© 2022 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag