De aardketen van bollen
[The Path, februari 1893, blz. 351-4; maart 1893, blz. 377-80;
april 1893, blz. 11-13]
– 1 –
Hoewel HPB aan verschillende mensen die haar van 1875 tot 1878 hebben
ontmoet, dezelfde leringen over de aard van de mens en van de ‘werelden’
waarin hij zich ontwikkelt, meedeelde als later door Sinnett in Esoteric
Buddhism zijn gepubliceerd op basis van brieven die hij door haar
bemiddeling van haar meesters ontving, komt de eer – indien deze
wordt verlangd – voor het bekendmaken van deze leringen aan die
schrijver toe. Maar toen hij zijn boeken begon te publiceren, schreven
wij die de leringen zoveel jaar eerder al kenden aan HPB om ons erover
te beklagen dat de door hem gevolgde methode aan de ene kant tot verwarring
zou leiden en aan de andere kant tot het verstoffelijken van de leringen.
Er werd natuurlijk in het algemeen geen bezwaar gemaakt tegen het bekendmaken
van wat ons reeds eerder in vertrouwen was gegeven, want hij kon en
zou de leringen niet aan het publiek hebben gegeven, tenzij hem daarvoor
toestemming was gegeven. En na al deze jaren is bij theosofen de verwarring
ontstaan waarop in onze brieven werd gewezen, terwijl er kennelijk te
weinig is gedaan om deze uit de weg te ruimen. Met betrekking tot de
‘aardketen van bollen’ is de leer meer verstoffelijkt en
de verwarring in het denken van de studenten groter dan bij elke andere
lering. Deze verwarring zal ik nu proberen weg te nemen met behulp van
HPB’s eigen woorden uit haar boek, omdat het moment daarvoor is
aangebroken en toestemming daarvoor is gegeven, terwijl bovendien enkele
duidelijke uitspraken daarover uit de oorspronkelijke bron konden worden
geraadpleegd.
In Esoteric Buddhism vinden we over de ‘aardketen van
bollen’:
Gescheiden als deze zijn, wat betreft de grove mechanische
stof waaruit ze bestaan, zijn ze nauw en innig met elkaar verbonden
door subtiele stromen en krachten . . . Langs deze subtiele stromen
gaan de levenselementen van wereld naar wereld . . . de meest etherische
van de hele reeks . . . wanneer ze [de spirituele monade of entiteit]
van wereld Z terugkeert naar wereld A.1
15de ed., 1885, blz. 38-9,
41-2.
Dan volgt ter illustratie het beeld van een reeks vaten die de verschillende
bollen van de hele reeks voorstellen; elk wordt gevuld door wat uit
het eraan voorafgaande vat overloopt. Verder staat er dat de levensgolf
bol A of B bereikt, enz.
Bij gebrek aan andere verklaringen en als natuurlijk gevolg van de
moderne denkgewoonten heeft dit alles in het denken van velen het beeld
doen ontstaan dat de zeven bollen, waarlangs de evolutie van de mens
zich voltrekt, in feite van elkaar gescheiden zijn; dat er tussen die
bollen ruimten zijn waarin stromen heen en weer vloeien; en hoewel het
beeld van de reeks vaten heel goed zou kunnen worden gebruikt, zelfs
voor de meest metafysische problemen, had het gebruik ervan tot gevolg
dat het denkbeeld van het feitelijk van elkaar gescheiden zijn van de
zeven ‘bollen’ werd versterkt. Men dacht dat ze even duidelijk
van elkaar gescheiden zijn als de zichtbare planeten dat zijn, hoewel
verbonden door ‘subtiele stromen en krachten’.
Maar de feiten zijn anders. De zeven bollen van de aardketen zijn helemaal
niet gescheiden, maar lopen door elkaar heen en zijn met elkaar vermengd.
Om het duidelijker te maken: als we ons innerlijke gezichtsvermogen
zouden ontwikkelen zodat we op het gebied van de volgende bol, de vijfde,
konden waarnemen, dan zou die er niet uitzien als een afzonderlijke
bol in de lucht of in de ruimte. Of ze nu kleiner of groter is dan de
aarde – een nog niet opgehelderd feit – in ieder geval zou
worden gezien dat ze de aarde bevat en ook dat de aarde haar bevat.
Men vraagt misschien waarom werd dit niet gelijk gezegd? Omdat het
nutteloos was dit te vertellen; er was niemand die het zou begrijpen;
en ook, als erop werd aangedrongen – maar daarvoor was het niet
belangrijk genoeg – dan zou het resultaat misschien zijn geweest
dat zelfs Sinnett zijn onschatbare en heel nuttige boek nooit had gepubliceerd.
Hij erkent daarin dat de naar voren gebrachte leringen nieuw voor hem
waren, en ogenschijnlijk tegen de moderne ideeën over de natuur
in gingen. Voor een groot deel was dit waar, hoewel er heel veel mensen
waren voor wie ze niet nieuw waren, maar hun aantal was niet groot genoeg
om toen het risico te nemen om aan te dringen op een punt dat de gangbare
materialistische opvattingen te veel geweld aandeed. Sindsdien zijn
de tijden echter veranderd en een groot en dagelijks groeiend aantal
denkers staat gereed om het denkbeeld dat in bovenstaand citaat is verwoord,
teniet te doen: ‘Gescheiden als deze zijn, wat betreft de grove
mechanische stof waaruit ze bestaan.’ Streep deze uitspraak door
en de rest van de verklaring kan zó worden opgevat dat ze overeenstemt
met de feiten zoals die zijn neergelegd door hen die de inspiratie tot
het schrijven van het boek gaven.
De bollen van de aardketen zijn niet ‘gescheiden wat de grof
mechanische deeltjes betreft’, maar hun deeltjes zijn met elkaar
vermengd. Wanneer we overgaan naar het levensgebied dat door bol 5 of
E wordt weergegeven, zal deze grof zijn en grof toeschijnen aan de zintuigen
die we op dat gebied zullen hebben, terwijl de deeltjes van onze huidige
bol niet zichtbaar zullen zijn, hoewel ze nog vermengd zijn met de andere.
Het was juist tegen deze zin dat we in 1885 bezwaar maakten, omdat hij
een onjuiste uitspraak bevat die voortvloeit uit een materialistische
opvatting.
Over ditzelfde onderwerp schreven de leraren van HPB in De geheime
leer (1:195-6):
Indien psychische en spirituele leringen vollediger
werden begrepen, dan zou het vrijwel onmogelijk worden om zich zo’n
ongerijmdheid zelfs maar voor te stellen. . . . Kortom, als bollen
zijn ze in één geheel verenigd [Eng.: are in coadunation]
met onze aarde, maar ze hebben niet dezelfde substantie [Eng.: are
not in consubstantiality] als onze aarde en behoren daarom tot een
geheel andere bewustzijnstoestand.
Dit zou duidelijk genoeg moeten zijn, en, alsof ze er specifiek de
aandacht op wilden richten, werden de woorden die de juiste leer over
onze ‘vergezellende bollen’ geven, in hoofdletters gedrukt.
‘In consubstantiality’ verwijst naar dingen die van dezelfde
substantie zijn. Dit wordt wat betreft de bollen ontkend; maar
er wordt verzekerd dat ze, terwijl ze van verschillende substanties
zijn, verenigd zijn in één geheel, want dat is de
betekenis van ‘in coadunation’. Indien dit het geval is,
en dat moet zo zijn gezien de gezaghebbende bron, dan volgt hieruit
dat, terwijl ‘de zeven bollen van de aardketen van elkaar verschillen
in wat gewoonlijk substantie wordt genoemd, ze samen in één
enkel geheel verenigd zijn. En wanneer iemand de zware sluier van stof
die het gezicht verduistert zou afschudden om een van de andere bollen
te kunnen waarnemen, dan is het niet zo dat de vergezellende bol –
of bollen, al naar gelang de situatie – zou worden gezien terwijl
ze helemaal alleen door de ruimte wentelt’, en deze informatie
komt uit een andere toelichtende brief van eerstgenoemde autoriteit.
In de alinea uit De geheime leer wordt de aandacht gevestigd
op het feit dat de andere zes bollen, juist omdat de zeven bollen ‘in
coadunation’ maar niet ‘in consubstantiality’ met
elkaar zijn, tot een heel andere bewustzijnstoestand behoren dan die
waarin we nu gedwongen zijn te verkeren.
Omdat HPB een diagram gebruikte waarin de bollen afzonderlijk zijn
afgebeeld, hoeft men alleen eraan herinnerd te worden dat het bollenstelsel
op geen andere duidelijke manier in een plat vlak en door middel van
lijnen kon worden toegelicht. Verder dienen alle diagrammen en tekeningen
gezien te worden in het licht van het citaat op blz. 195-6, en ook van
de talrijke bladzijden met soortgelijke verklaringen.
Iedere student zou zich moeten afvragen wat zijn denkbeelden over dit
onderwerp zijn, en deze herzien indien ze niet in overeenstemming blijken
te zijn met wat in de hierboven geciteerde woorden zo duidelijk werd
uitgelegd. Want dit punt ligt aan de basis van veel andere moeilijkheden.
Materialistische opvattingen hierover zullen leiden tot het verstoffelijken,
lokaliseren en scheiden van toestanden zoals devachan, en misschien
tot het vormen van dogma’s over plaatsen die niet bestaan, terwijl
men hierbij veeleer aan bewustzijnstoestanden zou moeten denken. Want
in dezelfde door HPB geciteerde brief staat:
Tenzij men minder moeite doet om het onverenigbare
te verenigen, dat wil hier zeggen de metafysische en spirituele wetenschappen
met de fysische of natuurfilosofie – waarbij ‘natuur’
voor hen [de wetenschappers] een synoniem is van die stof die valt
binnen het waarnemingsgebied van hun lichamelijke zintuigen –
kan geen werkelijke vooruitgang worden bereikt. –
1:195
In De geheime leer (1:198-9) staat een zin – niet gedrukt
als een citaat, maar die in feite toch een citaat is – uit een
van de brieven van dezelfde leraar, en luidt als volgt:
Voor een goed begrip ervan [van de evolutie van de
monaden op de bollen] moet men zowel dit proces als dat van de geboorte
van de bollen veel meer vanuit hun metafysische aspect onderzoeken
dan van wat men een statistisch standpunt zou kunnen noemen.
Hoewel de Loge met HPB als woordvoerster heeft verklaard dat de hele
waarheid over deze zaken het erfdeel van toekomstige generaties is,
moeten wij die nu in de beweging werken en in reïncarnatie geloven
en de kracht van karmische neigingen kennen, niet vergeten dat we bestemd
zijn om in de toekomst opnieuw tot hetzelfde werk terug te keren. We
dienen daarom de zuiver spirituele, psychische en metafysische aspecten
van de leringen te bestuderen, en een discussie met de huidige veranderlijke
wetenschap over te laten aan hen die dat leuk vinden. Want deze discussies
zijn volkomen onbelangrijk, omdat ze van voorbijgaande aard zijn, maar
de geest van de waarheid blijft bestaan, evenals wij die proberen haar
te vinden en proberen te begrijpen wat ze ons zegt.
– 2 –
In het februarinummer van The Path werd het onderwerp van
de ‘coadunation’ maar ‘non-consubstantiality’
van de zeven bollen van de aardketen aangesneden en besproken in verband
met bepaalde uitspraken van de adepten zelf over dat onderwerp. Sindsdien
zijn er vragen opgekomen en is er twijfel gerezen, omdat het schijnt
dat – zoals te verwachten was – de grondbeginselen van deze
leer niemand helder voor de geest staan. En om tot zo’n helder
begrip te komen, moeten eerst de meeste zo niet alle huidige wetenschappelijke
en materialistische leringen en denkwijzen worden opzijgezet. De ware
theorie van de ver-gezellende bollen van onze aarde kan niet volledig
worden begrepen indien we worden beïnvloed, zoals bij velen van
ons het geval is, door kennis die ons eeuwenlang is bijgebracht. Wanneer
de adepten zeggen dat deze leringen vanuit een metafysisch standpunt
moeten worden onderzocht, dan denkt de 19de-eeuwse mens dat ze daarom
zo vaag en onwerkelijk moeten zijn dat ze geen feiten omvatten, want
‘feiten’ zijn vaste en zichtbare dingen.
De eerste vraag, afkomstig van iemand die voor een groot deel de theorie
begrijpt die in de door de meester geschreven passage naar voren is
gebracht, en in De geheime leer wordt geciteerd, is of we maar
één bol tegelijk kunnen zien, wanneer we het brandpunt
van ons bewustzijn verplaatsen. Dat wil zeggen, als we inzien dat we
nu de aarde en geen van de andere bollen met ons oog kunnen waarnemen,
volgt daaruit dan dat we, wanneer de mensheid ophoudt op deze aarde
te functioneren en aan haar evolutie op de volgende bol begint, dan
slechts die bol en geen van de andere bollen (waartoe dan deze aarde
zal behoren) van de keten zullen zien? Nee, we kunnen hieruit niet concluderen
dat we dan maar één bol zullen kunnen zien, maar hoe ver
onze blik dan zal reiken of hoeveel andere bollen we dan zullen kunnen
zien, is nog niet door de meesters algemeen bekendgemaakt, en er wordt
aangenomen dat kennis van dit onderdeel van de leer uitsluitend bij
de Loge berust. Daarom moeten we onze eigen conclusies trekken op basis
van bekende feiten. Nauwkeurige kennis over dit onderwerp zal niet veel
nut hebben, omdat ze betrekking heeft op zaken en levensomstandigheden
die ondenkbaar ver van ons afstaan, zowel wat tijd als bewustzijn betreft,
en een volledige uiteenzetting zou ook niet worden begrepen. Een van
de leraren heeft geschreven:
U schijnt de enorme moeilijkheden niet te beseffen
die zijn verbonden aan het meedelen van zelfs de elementaire beginselen
van onze wetenschap aan mensen die zijn opgeleid volgens
de vertrouwde methoden van uw moderne wetenschap. U ziet niet in dat
hoe meer men van de ene bezit des te minder men in staat is de andere
intuïtief te bevatten, want een mens kan alleen zijn uitgesleten
gedachtegroeven volgen, en tenzij hij de moed heeft deze op te
vullen en voor zichzelf nieuwe te maken (ik cursiveer), moet
hij noodgedwongen de oude paden volgen.1
Zo is helaas de overgeërfde en zelfverworven
grove aard van het westerse denken; en de terminologie voor het tot
uitdrukking brengen van moderne gedachten heeft zich zo sterk in de
richting van het praktische materialisme ontwikkeld dat het nu voor
hen vrijwel onmogelijk is iets te begrijpen van dat verfijnde, schijnbaar
ideale mechanisme van de occulte kosmos, en voor ons om dat in hun
taal onder woorden te brengen. Tot op zekere hoogte kan dat vermogen
door Europeanen door middel van studie en meditatie enigszins worden
verworven, maar dat is alles. En hier ligt de barrière die
tot dusver heeft verhinderd dat de overtuiging van de waarheid van
de theosofische leringen terrein won onder de westerse volkeren, waardoor
de theosofische studie door westerse filosofen als nutteloos en fantastisch
werd afgewezen.2
1De eerste brief van K.H.
aan A.O. Hume, Gecombineerde chronologie te gebruiken bij De Mahatma
Brieven aan A.P. Sinnett en The Letters of H.P. Blavatsky to A.P.
Sinnett, TUPA, 1979, blz. 33.
2De Mahatma Brieven aan A.P. Sinnett,
TUPA, 1979, blz. 33.
De reden om niet alles hierover te onthullen is, zoals hierboven werd
aangegeven, dat het niet zou worden begrepen, en niet dat de Loge het
voor de wereld geheim wil houden. Dezelfde moeilijkheid wordt vaak ondervonden
door gewone helderzienden die hebben geprobeerd het weinige dat ze van
de ‘occulte kosmos’ weten, mee te delen aan toehoorders
van wie de denkwijze zuiver materialistisch is of door dat soort kennis
is aangetast. En ik heb achtenswaardige theosofen ontmoet die tegen
me zeiden dat ze, indien ze werkelijk ervan overtuigd waren dat ik bepaalde
dingen geloof die ik aan hen heb laten doorschemeren, tot hun spijt
gedwongen zouden zijn te concluderen dat ik een hoogst bijgelovig mens
ben – wat natuurlijk betekent dat hun onwetendheid en onvermogen
zouden bepalen dat mijn opvattingen bijgeloof zijn.
Maar, omdat we nu leven in een fysiek lichaam dat voor ons volkomen
zichtbaar is, en omdat het astrale lichaam door bepaalde mensen soms
wordt gezien, volgt hieruit beslist dat sommige mensen nu, terwijl ze
op deze kleine aarde functioneren, een ander lichaam of een andere soort
stof kunnen zien. Het feit dat niet iedereen het astrale lichaam kan
zien, bewijst slechts dat het zien ervan tot nu toe nog niet normaal
is voor de hele mensheid. En als we de zaak van de andere kant bekijken,
dan weten we dat mensen die tijdelijk uit het fysieke lichaam zijn ontsnapt
en geheel in het astrale lichaam functioneren, soms in staat zijn geweest
het eerstgenoemde, dat in trance sliep, te zien. Hieruit kunnen we concluderen
dat wanneer de mensheid naar een ander bewustzijnsgebied, een bol genoemd,
zal zijn gegaan, ze misschien in staat zal zijn een van de andere vergezellende
bollen aan de hemel te zien. Dit is waarschijnlijk het geval omdat de
aarde de laagste is, ofwel op het keerpunt van de cirkel staat, en daarom
op haar eigen gebied alleen is en op dat gebied niet in het gezelschap
verkeert van een andere bol. Van de andere bollen kunnen zich telkens
twee tegelijk op één gebied bevinden en zijn dan misschien
voor elkaar zichtbaar.
Een volgend punt dat naar voren wordt gebracht is dat als we het artikel
in het februarinummer aanvaarden, we de vergezellende bollen dan als
slechts ‘fasen van de aarde’ kunnen beschouwen. De hierboven
geciteerde brief van de meester is in dit opzicht heel relevant, want
dit bezwaar komt alleen voort uit de materialistische kennis die ons
is bijgebracht en die ertoe leidt dat degene die bezwaar maakt aan de
aarde de belangrijkste plaats toekent.
De bollen zijn in geen enkel opzicht fasen van elkaar maar zijn ‘fasen
van bewustzijn’. Het bewustzijn verandert en we functioneren in
stof die zich in een andere toestand bevindt, op dezelfde plaats, maar
kunnen de toestand van stof die we verlaten hebben, niet zien. En omdat
de hele mensheid nu beperkt is door het geheel en de aard van haar bewustzijn,
zijn de eenheden ervan verplicht in een bepaalde bewustzijnstoestand
te blijven tot de vooruitgang van de mensheid de voortgang of overgang
naar een andere bewustzijnstoestand mogelijk maakt. Gedurende haar evolutie
ontwikkelt de mensheid nieuwe zintuigen en middelen tot waarneming,
maar deze ontstaan tegelijk met de veranderende aard van het bewustzijnscentrum
en zijn niet de oorzaken van laatstgenoemde, maar een gevolg van de
werking en de kracht van dat innerlijke vermogen van waarneming dat
de natuur ten slotte dwingt om de noodzakelijke instrumenten te verschaffen.
Als alle nieuwe instrumenten zijn vervolmaakt, dan gaat de hele mensheid
over naar een volkomen ander gebied.
Dit alles steunt en bevestigt de leer over universele broederschap,
waarop de adepten zoveel nadruk leggen. Want het veranderen van de aard
van het bewustzijnscentrum vindt niet plaats voor het welzijn van het
individu, maar is toegestaan en mogelijk wanneer de hele hoeveelheid
stof van de bol waarop de wezens zich ontwikkelen, zal zijn vervolmaakt
door de inspanningen en het werk van de verst gevorderden van alle wezens,
en die verst gevorderde klasse is de mens. Indien dit niet zo zou zijn,
dan zouden we miljoenen en miljoenen egoïstische zielen de planeet
zien verlaten zodra ze de nodige nieuwe zintuigen zouden hebben verworven,
terwijl ze hun medemensen en de verschillende natuurrijken aan hun lot
overlieten. Maar de wet en de Loge laten dit niet toe, maar staan erop
dat we zullen blijven tot de menigte lagere atomen genoeg hebben geleerd
om in staat te zijn om op een manier voort te gaan die niet tot wanorde
leidt. Hier stuiten we weer op het materialisme van deze eeuw, dat zal
bulderen van het lachen bij de gedachte dat het mogelijk is dat atomen
iets kunnen leren.
De leer dat de gebieden van de stof elkaar doordringen ligt ten grondslag
aan helderziendheid, helderhorendheid en al dat soort verschijnselen.
Helderziendheid zou onmogelijk zijn als het niet zo zou zijn dat wat
voor het gewone zintuig massief is en een belemmering voor het gezicht
vormt, in werkelijkheid voor een ander stel zintuigen niet bestaat,
niet massief is, en geen belemmering vormt. Anders zou helder zien onmogelijk
zijn, en zouden de geleerde doctoren gelijk hebben die zeggen dat we
allemaal misleid zijn en dat nooit iemand door een vaste muur heeft
gekeken. Want terwijl het voorstellingsvermogen nodig is om het vermogen
om door een vaste muur te kijken te trainen, kunnen we toch niet uitsluitend
op basis van dit voorstellingsvermogen waarnemen, want objecten hebben
een middenstof nodig door middel waarvan ze kunnen worden gezien. Dit
is opnieuw in strijd met de materialistische opvattingen, want onder
het ‘objectieve’ verstaat men gewoonlijk dat wat gezien
en gevoeld kan worden. Maar in het mechanisme van ‘de occulte
kosmos’ verandert het objectieve voortdurend in het subjectieve
en omgekeerd wanneer de aard van het bewustzijnscentrum verandert. In
de trance- of helderziende toestand is de subjectieve toestand van de
wakker zijnde mens de objectieve geworden. En zo is het ook in dromen.
Daar, gehuld in een ander lichaam met een fijnere structuur, vindt de
waarnemer alle ervaringen objectief voor wat hun omstandigheden betreft
en subjectief voor wat betreft de gevoelens die ze teweegbrengen bij
die waarnemer. En op dezelfde manier zal de mensheid zien, voelen en
weten, wanneer ze alles heeft veranderd en op een andere bol begint
te functioneren.
– 3 –
De redacteur heeft me een mededeling van een lezer over dit onderwerp
overhandigd, die ik nu inlas, omdat ze aan de ene kant een algemeen
voorkomende tekortkoming bij studenten laat zien – namelijk onnauwkeurig
lezen, denken en citeren – en aan de andere kant kan dienen als
een vraag die ook bij anderen opkomt. Deze luidt:
Wilt u in verband met de aardketen van bollen
aangeven of er in De geheime leer (1:188-9) wordt bedoeld
dat de ‘zeven bollen van de 1ste tot de 7de in zeven ronden
voortgaan [Eng.: proceed]’, dat elke bol met zijn
eigen bijzondere ontwikkeling (laten we zeggen het mineralenrijk)
zeven keer om de wereldketen wentelt vóór het
daaropvolgende (laten we zeggen het plantenrijk) op bol A verschijnt?
Of gaat het mineralenrijk maar één keer de
wereldketen van 1 tot 7 rond? In Esoteric Buddhism, blz.
49-50, wordt gezegd dat de verschillende rijken ‘verschillende
keren als mineralen en dan weer verschillende keren als planten
rond de hele cirkel’ gaan, maar in de GL wordt hierover
geen duidelijke uitspraak gedaan. – Uw Ignotus
Onnauwkeurigheden zoals in het bovenstaande zijn niet ongewoon. Ze
komen overal en in alles voor. Waarschijnlijk is het de fout van ons
moderne onderwijs, versterkt door het lezen van veel oppervlakkige literatuur
die dagelijks verschijnt. Ieder oplettende waarnemer kan het gebrek
aan aandacht zien waarvan metafysische studies blijk geven in tegenstelling
tot de bijzondere zorg die wordt besteed aan beroepsaangelegenheden
en praktische zaken van het leven. Iedereen die theosofie bestudeert,
dient zich goed bewust te zijn van deze nationale fout, en daarom de
grootste aandacht te besteden aan wat men op het gebied van metafysica
leest en minder aandacht te schenken aan hoeveel van die lectuur men
leest dan aan het nadenken over wat men heeft gelezen.
In de eerste plaats zegt De geheime leer noch op de geciteerde
bladzijde noch ergens anders wat ‘Ignotus’ schrijft. In
plaats van wat er geciteerd werd luidt de passage:
Alles is zevenvoudig, zowel in het metafysische als
in het fysieke heelal. . . . De evolutie van het leven vindt plaats
[Eng.: proceeds] op deze zeven bollen of lichamen,
van de eerste tot de zevende, in zeven ronden
of zeven cyclussen. – 1:188
Ik heb de weggelaten woorden cursief weergegeven; bovendien was het
Engelse woord ‘proceeds’ door ‘Ignotus’ op een
andere plaats gezet. Door deze fout ontstaat een heel nieuw stelsel,
één dat onfilosofisch is en zeker niet door de meesters
is bekendgemaakt. Maar hoewel sommigen zich misschien erover verwonderen
waarom ik aandacht besteed aan zo’n verkeerde opvatting, is het
goed haar te behandelen, omdat ze uit onzorgvuldigheid moet zijn voortgekomen,
maar van een zodanige aard dat ze een belangrijke fout in stand zou
kunnen houden. Uit de juiste weergave van de passage volgt dat de bollen
niet ‘rond de aardketen wentelen’. De veronderstelling van
de correspondent is niet ongewoon onder de vele veronderstellingen die
door oppervlakkige lezers haastig worden gemaakt. Hij nam eerst aan
dat de verschillende bollen van de aardketen op een of andere manier,
zonder stil te staan bij een juiste formulering daarvan, rondwentelden
in zeven ronden – ik neem aan in een denkbeeldige eigen baan –
in wat hij de ‘wereldketen’ noemde, en vervolgens paste
hij de rest van de evolutietheorie aan aan deze eerste veronderstelling.
Door De geheime leer en de vroegere artikelen over dit onderwerp
in The Path te lezen zal de vraag die ons bezighoudt duidelijk
worden. De evolutie van de monade, die alle andere evoluties veroorzaakt
en aan alle ten grondslag ligt, vindt plaats op de zeven planeetlichamen
van elke keten van evolutie. Deze zeven plaatsen of sferen voor zo’n
evolutie vertegenwoordigen verschillende bewustzijnstoestanden en daarom
kunnen ze – zoals De geheime leer zegt en zoals ik in
deze artikelen heb proberen aan te tonen – elkaar doordringen
en doen dat ook, terwijl op elk ervan wezens zijn. Daarom moeten alle
woorden zoals ‘ronde’, ‘rondgang’, ‘keten’
en dergelijke, metafysisch worden opgevat, en moeten we niet toelaten
dat ze een verkeerde indruk wekken in ons denken, zoals zeker zal gebeuren
indien ze op een materialistische manier worden opgevat. De zeven bollen
‘rondgaan’ betekent niet noodzakelijkerwijs dat men van
de ene plaats naar de andere gaat, maar duidt een verandering van de
ene toestand naar een andere aan, zoals we ook kunnen zeggen dat een
mens ‘een hele ronde van gewaarwordingen doorloopt’.
Wat de andere vragen betreft: in Esoteric Buddhism staat terecht
dat de monaden verschillende keren de bollen rondgaan als mineralen
en planten, maar dit boek geeft wijselijk geen precies aantal, en evenmin
wordt de volgorde duidelijk aangegeven. In De geheime leer
schrijft een van de meesters dat met de tweede ronde de positie die
het mensenrijk inneemt in de volgorde van verschijnen verandert, maar
de brief gaat niet verder in op dat punt, behalve dat er in De geheime
leer duidelijk wordt gezegd:
Haar [van de aarde] mensheid ontwikkelt zich pas
volledig in de vierde – onze tegenwoordige – ronde. Tot
aan deze vierde levenscyclus wordt ze slechts bij gebrek aan een meer
toepasselijke term als ‘mensheid’ aangeduid. Wanneer de
mens bij het begin van de vierde in
de tegenwoordige reeks levenscyclussen en rassen op onze aarde aankomt,
is hij de eerste vorm die erop verschijnt, alleen voorafgegaan door
het mineralen- en het plantenrijk – waarbij zelfs het laatstgenoemde
zijn evolutie door middel van de mens moet voortzetten. –
1:189
Dit geeft heel duidelijk aan (a) dat na de tweede ronde de volgorde
verandert en (b) dat in de vierde ronde in plaats dat dieren als de
eerste bewegende vormen verschijnen voor de monaden om in te leven,
de menselijke vorm eerst komt, voorafgegaan door die van de mineralen
en planten en gevolgd door die van de redeloze dieren.
Deze verandering treedt altijd bij de vierde ronde op, want anders
zou er nooit evolutionaire vervolmaking kunnen zijn. Andere monaden
komen oorspronkelijk uit andere evolutiegebieden. Op een nieuw gebied,
zoals dit, moet het voorbereidende proces en de volgorde van mineraal,
plant, dier en mens worden gevolgd. Maar nadat de monade deze taak in
twee of drie ronden heeft voltooid, laat ze op het keerpunt de menselijke
vorm verschijnen, zodat de mens als model, middel, gids en redder met
zijn verstand niet alleen de mensheid maar ook elk ander rijk beneden
dat van de mens kan verheffen. Dit alles wordt heel duidelijk gemaakt
en benadrukt in De geheime leer door herhaalde verklaringen
en toelichtingen, en het is verbazingwekkend dat zoveel theosofen het
niet begrijpen.
Uit angst dat deze zaak verkeerd wordt begrepen, zal ik er nog iets
aan toevoegen. Hoewel de positie in de volgorde van het verschijnen
van de menselijke vorm verandert, betekent dit niet dat niet elk van
de natuurrijken de zevenvoudige pelgrimstocht maakt. Ze maken die alle,
en in elke ronde tot en met de zevende zijn er op de keten van bollen
elementalen-, mineralen-, planten-, dieren- en mensenvormen aanwezig
die deze rijken samenstellen, maar natuurlijk zullen de mineralen en
planten van de zevende ronde en van het zevende ras van een heel andere
soort zijn dan de huidige.
Maar omdat wat een meester hierover heeft gezegd heel wat beter is
dan mijn zwakke woorden, verwijs ik daarnaar:
De natuur verkiest bewust de onvernietigbaarheid
van de stof in organische vormen boven die in anorganische vormen,
en werkt langzaam maar gestaag aan de verwezenlijking van dit doel
– de evolutie van bewust leven uit inerte stof.1
1Gecombineerde chronologie,
blz. 34.
William Brehon
Theosofische
inzichten, blz. 255-66
© 2012 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag