Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoud pagina vooruit

Occulte vaardigheden

[‘Occult arts’, The Path, oktober 1893, blz. 193-8; november 1893, blz. 233-7; december 1893, blz. 265-70; januari 1894, blz. 297-9]

Precipitatie

Het woord ‘precipitatie’ betekent werpen op of in. Deze term wordt in de scheikunde gebruikt voor het proces waarbij een substantie die in een vloeistof zweeft of is opgelost, neerslaat en op de bodem valt van de reageerbuis waarin ze zich bevindt; in de elektriciteitsleer kan het worden gebruikt voor het neerslaan op metalen of andere platen van deeltjes van een ander metaal die in de vloeistof van een elektrisch bad zweven. Deze twee dingen worden dagelijks in bijna alle steden van de wereld gedaan, en zijn zo gewoon dat ze alledaags zijn te noemen. In de fotografie wordt hetzelfde effect beschreven door het woord ‘ontwikkelen’, dat wil zeggen het verschijnen op het oppervlak van de gevoelig gemaakte plaat van het beeld dat door de camera is opgevangen. In de scheikundige precipitatie vallen de atomen op elkaar en worden zichtbaar als een afzonderlijke substantie in de vloeistof; in de fotografie verschijnt het beeld – dat is gemaakt door een wijziging van de atomen die het hele oppervlak samenstellen – in de massa van de gevoelig gemaakte plaat.

In beide gevallen is er sprake van het zichtbaar worden van dat wat eerst onzichtbaar was. In het geval van precipitatie van een substantie in de vorm van een poeder op de bodem van de reageerbuis die de vloeistof bevat, is (a) de massa van het poeder vóór de handeling duidelijk onzichtbaar, en (b) na toepassing van de eenvoudige middelen tot precipitatie wordt plotseling zichtbaar wat eerst onzichtbaar was.

En zoals het poeder in de vloeistof kan worden geprecipiteerd, evenzo kunnen vanuit de lucht de verschillende metalen en substanties die daarin zweven worden samengetrokken en geprecipiteerd. Dit is door scheikundigen en anderen zo vaak gedaan dat er geen bewijzen voor nodig zijn.

De Ouden en alle occultisten van vroeger en nu hebben altijd beweerd dat alle metalen, substanties, pigmenten en materialen zwevend in de lucht aanwezig zijn, en dit is bevestigd door de moderne wetenschap. Goud, zilver, ijzer en andere metalen kunnen door verhitting worden verdampt zodat ze onzichtbaar in de lucht zweven, en dit gebeurt ook dagelijks in verschillende mijnen en fabrieken. Het kan dus als een boven elke twijfel vaststaand fysiek feit worden beschouwd dat precipitatie van substanties, hetzij als slechts koolstof of metaal, mogelijk is en elke dag plaatsvindt. We kunnen dan bij dit onderwerp een volgende stap zetten.

Is het door wilskracht en het toepassen van occulte wetten mogelijk op een oppervlak van hout, papier, metaal, steen of glas een hoeveelheid substantie te precipiteren in de vorm van regels of letters of andere combinaties zodat er een begrijpelijk beeld of een leesbaar bericht ontstaat? Voor de moderne wetenschap is dit nog niet mogelijk; voor de adept is het mogelijk, is het gedaan, en wordt het nog steeds gedaan. Mediums in de gelederen van de Europese en Amerikaanse spiritisten hebben dit ook gedaan, zonder te weten hoe dit gebeurt en alleen als passieve instrumenten of kanalen. Maar in dit laatste geval heeft het alleen waarde omdat de werkingen van de natuur op en met natuurlijke objecten kunnen worden geïmiteerd door de bewuste en intelligent handelende mens wanneer hij heeft geleerd hoe dat moet, met welke middelen, en wanneer. Het medium is slechts een passief instrument of kanaal dat wordt geleid, dat onbekend is met de wetten en krachten die daarbij een rol spelen, en dat ook niet weet welke intelligentie daarbij aan het werk is en of die intelligentie buiten hem staat of een deel van hem is.

De adept daarentegen weet hoe zo’n precipitatie kan worden gedaan, welke materialen kunnen worden gebruikt, waar deze materialen zijn te vinden, hoe ze aan de lucht kunnen worden onttrokken, en met welke algemene en bijzondere wetten rekening moet worden gehouden. Dat deze handeling kan worden verricht weet ik uit eigen ervaring. Ik heb het zien doen, het proces gadegeslagen terwijl het plaatsvond, en het resultaat gezien zonder enige mislukking. Een van deze gevallen zal ik later bespreken.

Over precipitatie van woorden of boodschappen van adepten wordt in het werk van de Theosophical Society veel gesproken, en de meeste mensen hebben enkele verkeerde conclusies getrokken over wat het zou inhouden, en ook over de manier waarop het wordt gedaan en welke materialen ervoor kunnen worden gebruikt. De meesten maken de volgende veronderstellingen:

  1. Dat de geprecipiteerde berichten op rijstpapier staan.
  2. Dat ze altijd in één of twee kleuren voorkomen van een soort krijt of koolstof.
  3. Dat ze in elk van de gevallen zijn opgenomen in de vezels van het papier zodat ze onuitwisbaar zijn.
  4. Dat ze altijd vanuit Tibet of een andere verafgelegen plek onzichtbaar door de lucht zijn gekomen.
  5. Dat ze allemaal door een adept zijn gemaakt, en in het handschrift dat deze gewoonlijk gebruikt.

Hoewel elk van de deze bijzonderheden soms van toepassing kan zijn, is het niet juist om te concluderen dat dat altijd het geval is. Want de manier, middelen, methoden, omstandigheden en resultaten van precipitatie zijn even gevarieerd en talrijk als bij elke andere werking van de natuur. Volgens sommige meesters van deze kunst dient men de volgende punten in gedachten te houden:

  1. Een afbeelding of boodschap kan op elk soort papier worden geprecipiteerd.
  2. Ze kan zwart zijn of elke andere kleur hebben.
  3. Ze kan met koolstof, krijt, inkt, verf of een andere vloeistof of substantie zijn gemaakt.
  4. Ze kan op elk soort oppervlak of soort materiaal worden gemaakt.
  5. Ze kan zijn opgenomen in de vezels van het papier en dus onuitwisbaar zijn, of op de oppervlakte liggen en eenvoudig worden uitgewist.
  6. Ze kan door de lucht komen als een voltooid bericht op papier of iets anders, of ze kan ogenblikkelijk worden geprecipiteerd op de plaats van ontvangst op elk soort substantie en op allerlei plaatsen.
  7. Ze is niet noodzakelijkerwijs in het handschrift van de adept, en kan in het schrift zijn dat door de ontvanger wordt gekend en in een aan de adept onbekende taal, of kan in het feitelijke handschrift van de adept zijn, of ten slotte in een schrift dat aan enkelen bekend is maar niet kan worden ontcijferd door iemand die niet over de sleutel beschikt.
  8. In feite zijn de meeste berichten die in de geschiedenis van de Theosophical Society door adepten zijn geprecipiteerd of verzonden, in het Engels geschreven, in een schrift dat voor die adepten niet het gebruikelijke schrift is, maar dat werd gekozen om in de theosofische beweging te gebruiken omdat men voorzag dat de belangrijkste taal van die beweging gedurende enige tijd het Engels zou zijn.

Sommige berichten zijn geschreven en geprecipiteerd in het Hindi en Urdu, sommige in Hindoestani, en sommige in een geheimschrift dat voor iedereen – op enkele personen na – volkomen onbegrijpelijk is. Deze beweringen maak ik op basis van mijn eigen waarnemingen, door de berichten te inspecteren en te verifiëren, en door deductie op basis van feiten en filosofische stellingen. In de eerste plaats zijn de genoemde adepten – uitgezonderd de adepten van Europese afkomst die zich niet als zodanig hebben bekendgemaakt – Aziaten die als moedertaal twee verschillende Indiase talen gebruiken: daarom is hun gebruikelijke handschrift niet Engels en niet in het Romeinse schrift. Ten tweede is het een lang vermoed en aan velen – zowel binnen als buiten de Theosophical Society – welbekend feit dat de broederschap van adepten voor veel van hun berichten een geheimschrift gebruiken: en omdat dit universeel is, is het niet hun handschrift. Ten derde, om iemand een geprecipiteerd bericht in het Engels te sturen hoeft de adept die taal niet te kennen; als u die kent dan is dat genoeg; want door de gedachte naar uw hersenen over te brengen, ziet hij die gedachte daar in de vorm van uw taal in uw hersenen, en door dat model te gebruiken laat hij de boodschap verschijnen. Maar als hij de taal kent die u gebruikt, is het veel gemakkelijker voor de adept om u de boodschap precies zo te geven als hij die in zijn hersenen heeft gevormd. Dezelfde wet geldt voor alle gevallen van precipitatie door een zogenaamde geest door middel van een medium dat helemaal niet weet hoe dit gebeurt; in zo’n geval wordt het allemaal gedaan door natuurlijke en grotendeels onverantwoordelijke instrumenten die alleen kunnen imiteren wat zich in de desbetreffende hersenen bevindt.

Nu deze punten zijn bekeken, resteren nog de volgende vragen: Hoe wordt het allemaal gedaan, door middel van welk proces, met welke maatstaf kan men dit beoordelen of bekritiseren, en hoe kan men het voor de uiterlijke zintuigen bewijzen, is fraude mogelijk, en zo ja, hoe kan dit worden voorkomen?

Wat dit laatste betreft: het element van geloof of vertrouwen kan nooit worden weggelaten tot men het stadium heeft bereikt waarin men in zichzelf de ware maatstaf en het vermogen om te oordelen heeft ontwikkeld. Zoals op dit fysieke gebied bedrog kan worden gepleegd, evenzo kan dit op de andere en onzichtbare gebieden worden gedaan terwijl de gevolgen zichtbaar worden op dit gebied. Kwaadwillende zielen kunnen daden van spirituele verdorvenheid verrichten, en onwetende levende mensen kunnen zinloze, onoprechte en leugenachtige modellen verschaffen voor niet alleen kwaadwillende zielen die zich buiten het lichaam bevinden, maar ook voor natuurgeesten die natuurkrachten zijn met een aanzienlijke kracht, maar geen geweten en denkvermogen hebben. Denkvermogen hebben ze niet nodig, want ze maken gebruik van het denken van de mens, en met enkel dit hulpmiddel laten ze de verborgen wetten van de stof werken. Maar dit levert een zekere bescherming zoals wordt geïllustreerd in de geschiedenis van het spiritisme: immers daar worden zoveel berichten ontvangen die op het eerste gezicht onzin zijn en duidelijk het werk van elementalen die eenvoudig kopiëren wat het medium of de aanwezige zomaar in gedachten houdt. In die gevallen zijn een aantal goede berichten doorgekomen, maar ze gaan nooit verder dan de beste gedachte van de mensen die leven en op die manier met de doden proberen te spreken.

Elke vorm van schrijven die eenmaal op aarde is gebruikt, is afgedrukt in het astrale licht en blijft daar als model. En als ze veel is gebruikt, is ze des te dieper daarin afgedrukt. Het feit dat H.P. Blavatsky, die het instrument is geweest voor de berichten afkomstig van levende adepten, gestorven en vertrokken is, is dus geen reden waarom hetzelfde schrift niet opnieuw kan worden gebruikt. Het werd in de brieven aan Sinnett op basis waarvan Esoteric Buddhism werd geschreven en in veel andere brieven uit dezelfde bron zoveel gebruikt dat het model ervan krachtig is afgedrukt in het astrale licht. Want het zou dwaasheid en tijdverspilling voor de adepten zijn om elke keer dat iemand overlijdt nieuwe modellen te maken. Ze zouden vanzelfsprekend het oude model gebruiken. Het specifieke model dat door hen werd gebruikt is niet heilig, en iedere goede helderziende kan het in het astrale licht vinden. Als dit juist is, volgen hieruit twee dingen: (a) nieuwe berichten hoeven niet in een nieuwe schrijfstijl te zijn; (b) er bestaat het gevaar dat mensen die helderzienden of gehypnotiseerde luciden opzoeken, worden bedrogen en dan denken dat ze berichten van de adepten hebben ontvangen, terwijl het in feite slechts imitaties zijn. De waarborg daarbij is dat indien deze nieuwe berichten niet in overeenstemming zijn met oude berichten waarvan men weet dat ze afkomstig zijn van het eerder door hen gebruikte kanaal, hun bron niet authentiek is, ook al zijn ze nog zo paranormaal voortgebracht. Natuurlijk is de waarborg anders en zekerder voor iemand die het innerlijke vermogen heeft om het zelf te onderzoeken. Dit standpunt is in overeenstemming met de occulte filosofie en is door de adepten zelf gezegd; het wordt gesteund door de feiten van het paranormale onderzoek binnen de gelederen van spiritisme, en door de feiten van de theosofie en van het dagelijks leven.

Het is bekend dat mediums berichten hebben geprecipiteerd op een lei, op papier, en zelfs op de menselijke huid, die wat vorm en kenmerken betreft een exacte kopie waren van het schrift van iemand die was gestorven, en ook van dat van nog levende mensen. Het model voor het schrijven bevond zich in de aura van de bezoeker, want de meeste mediums zijn niet genoeg getraind om zelfstandig astrale modellen op te zoeken en te kopiëren die niet verbonden zijn met een van de aanwezigen. Ik laat alle gevallen buiten beschouwing waarin de fysieke of astrale hand van het medium de boodschap schreef, want in het eerste geval is er sprake van fraude en in het tweede van een psychologische truc. In het laatste geval ziet het medium dat in het astrale licht staart daar de kopie of het model, en maakt slechts een facsimile van wat er wordt gezien, maar wat voor de aanwezigen onzichtbaar is. De adepten zijn niet vrijgesteld van deze wet, en de beelden die ze maken of laten maken in de astrale ether blijven het eigendom van de mensheid; in hun geval zijn alle door hen daarin gemaakte beelden dieper en duurzamer dan die welke door de gewone en zwakke gedachten en daden van onze onontwikkelde mensheid erin zijn afgedrukt, want ze hebben een scherpe en levendige kracht om iets in het astrale licht te griffen.

De beste regel voor degenen die zouden denken dat ze in contact staan met adepten door middel van schriftelijke berichten is die te negeren die in strijd zijn met wat de adepten eerder hebben gezegd; die hun filosofische stelsel ontkennen; die, zoals is gebeurd, ten onrechte beweren dat HPB zich in haar leven heeft vergist en nu spijt heeft. Deze berichten, al of niet met opzet gestuurd, zijn slechts geklets; ze zijn een verwarring van woorden en kennis, bedrieglijk en volkomen nutteloos. En omdat we weten dat de adepten hebben geschreven dat ze geen belangstelling hebben voor de vooruitgang van de zelfzuchtige wetenschap, moet het waar zijn dat berichten die alleen maar dienen om een wetenschappelijke stelling te verkondigen of die niet vooral broederschap bevorderen niet van hen kunnen zijn, maar het product zijn van andere denkers, dat door middel van de occulte natuurwet slechts een verlengstuk is van theorieën van zwakke mensen. Dit leidt tot de stelling: Precipitatie van een bericht is niet per se een bewijs dat het van een van onze witte adepten van de grote Loge afkomstig is.

De uiterlijke zintuigen kunnen geen betrouwbare definitieve uitspraak doen over een geprecipiteerd bericht; ze kunnen alleen antwoord geven op fysieke vragen over hoe het ontstond, met wiens hulp, over de geloofwaardigheid van het individu, en of op het objectieve gebied bedrog is gepleegd. De innerlijke zintuigen, waaronder het edele vermogen om gegevens te combineren en het vermogen van de intuïtie, zijn de laatste rechters. De uiterlijke zintuigen houden zich uitsluitend bezig met het zintuiglijk waarneembare deel, de innerlijke zintuigen met de oorzaken en de werkelijke handelende entiteiten en machten.

Omdat precipitaties als verschijnselen zijn voortgebracht door mediums die door ‘geesten’ worden geleid en die zelf onbekend zijn met de wetten en krachten die aan het werk zijn, zijn dit slechts vreemde verschijnselen die het bestaan van een natuurkracht aantonen die of verband houdt met het menselijke denkvermogen of daarmee geen enkel verband heeft. Ze betreffen niet het uitoefenen van occulte vaardigheden, maar eenvoudig de werking van een natuurwet, hoe verborgen of onbekend die ook is. Ze zijn te vergelijken met het branden van een vlam, het vallen van water, of het voortsnellen van de bliksem, maar, indien een adept een vlam laat verschijnen waar geen pit is, of geluid laat ontstaan als er geen zichtbaar trillend oppervlak is, dan maakt de occulte wetenschap gebruik van dezelfde wetten en krachten die bij een medium automatisch en onbewust worden gehanteerd door een combinatie van de subtiele delen van de aard van dat medium, ‘natuurgeesten’, en wat we de menselijke entiteiten in kamaloka noemen. En hierbij houden de uiterlijke zintuigen zich alleen bezig met de uiterlijke verschijnselen, en zijn in het geheel niet in staat de onzichtbare achterliggende processen te bereiken. Dus kunnen ze alleen vaststellen of er fysieke fraude is gepleegd; ze kunnen de datum noteren, het uur, de omringende omstandigheden, maar niet meer dan dat.

Maar als iemand van wie tot nu toe werd verondersteld dat hij in contact staat met de witte adepten naar ons toe komt en zegt: ‘Dit is een boodschap van een van hen’, dan is de volgende stap – als we in onszelf niet over een onafhankelijk vermogen beschikken om die vraag door innerlijke kennis te beantwoorden – dat we het bericht of geloven of niet. In het geval van HPB, in wiens aanwezigheid en door wie berichten van de witte adepten zouden zijn ontvangen, was het uiteindelijk steeds een kwestie van vertrouwen bij hen die erkennen dat ze niet over een onafhankelijk persoonlijk vermogen beschikken om dit op basis van het gebruik van hun eigen innerlijke zintuigen te weten. Maar in dat geval besloot de intuïtie, een van de innerlijke krachten, dat de boodschappen en het verslag ervan echt waren. Zijzelf zei het kortweg op deze manier: ‘Als u denkt dat de theorieën die ik heb gegeven over de mens en de natuur niet door een mahatma werden geschreven, en als u niet gelooft wat ik zeg, dan moet u concluderen dat ik dit alles zelf heb geschreven.’ Laatstgenoemde conclusie zou leiden tot de opvatting dat aan haar op grond van haar daden, verschijnselen en geschriften een positie moet worden toegekend die gewoonlijk aan een mahatma wordt toegekend. Wat de brieven of boodschappen van persoonlijke aard betreft, moest en moet iedereen zelf besluiten of hij het gegeven advies wil opvolgen.

Een andere categorie van gevallen is wanneer in een gesloten brief een bericht wordt aangetroffen, in de marge of elders op de bladzijde. De uiterlijke zintuigen stellen vast of de schrijver van de brief het vermeende bericht heeft ingesloten of het iemand anders heeft laten doen, en dat moet worden vastgesteld op basis van wat bekend is over het karakter van de persoon. Als u concludeert dat de correspondent het niet heeft geschreven, en het ook niet iemand anders heeft laten doen, maar dat het paranormaal werd aangebracht, dan moeten de innerlijke zintuigen worden gebruikt. Als ze ongetraind zijn, dan wordt het helemaal een kwestie van geloof, tenzij de intuïtie sterk genoeg is om correct te constateren dat een wijs en machtig individu het geschrevene daar heeft laten verschijnen. In de geschiedenis van de TS zijn veel van dat soort berichten ontvangen. Sommige kwamen op de ene manier, sommige op een andere manier; sommige zaten misschien in een brief van een lid van de Society, en andere in een brief van een buitenstaander die geheel onbekend is met deze zaken. In elk van de gevallen zou men, tenzij de ontvanger innerlijk onafhankelijke vermogens had ontwikkeld, enkel op basis van uiterlijke verschijnselen geen betrouwbaar oordeel kunnen vellen.

Het is erg moeilijk om gevallen zoals hierboven beschreven te vinden, ten eerste omdat ze uiterst zeldzaam zijn, en ten tweede omdat de betrokken personen ze niet willen vertellen omdat de overgebrachte berichten een zuiver persoonlijk karakter hadden. De gedachte kan bestaan dat in Amerika of Engeland of Londen zulke boodschappen – door vijanden en buitenstaanders gewoonlijk als vervalsingen beschouwd – voortdurend worden verzonden en ontvangen, en dat mensen op verschillende plaatsen erdoor worden beïnvloed om de een of andere gedragslijn te volgen, maar dit is pure fantasie, en wordt, voor zover de kennis en ervaring van de schrijver reikt, niet door de feiten bevestigd. Hoewel precipitatie als verschijnsel door het gebruik van occulte kracht en op een manier die onbekend is aan de wetenschap mogelijk is en zich heeft voorgedaan, is dat niet het middel dat door de witte adepten wordt gebruikt om te communiceren met degenen die dat voorrecht genieten. Ze hebben leerlingen met wie het contact al is gelegd en plaatsvindt, meestal door middel van het innerlijke oor en oog, maar soms gewoon via de post. In deze gevallen is er niemand anders bij betrokken en heeft niemand anders het recht om vragen te stellen. De leerling gebruikt zijn berichten uitsluitend om richting te geven aan zijn eigen handelen, tenzij hij of zij de opdracht krijgt om het aan een ander te vertellen. Het zou de grootste dwaasheid zijn om een grote hoeveelheid geschreven berichten te verspreiden onder mensen die bereid zijn ze te geloven zonder te weten hoe ze ze moeten beoordelen, en dit zou slechts leiden tot bijgeloof en blinde goedgelovigheid. Dit is niet het doel van de adepten, noch de methode die ze volgen. Men moet mij deze uitweiding niet kwalijk nemen, maar ze is nodig omdat het onderwerp precipitatie als feit heel duidelijk naar voren is gekomen. Ik kan nog verder uitweiden en zeggen dat geen enkele hoeveelheid precipitaties, hoezeer ze ook wat betreft tijd, plaats en uiterlijke methode vrij zijn van twijfel en bedrog, het minste effect op mijn denken en handelen zou hebben, tenzij mijn eigen intuïtie en innerlijke zintuigen ze bevestigen en laten weten dat ze uit een bron komen waaraan ik mijn aandacht en medewerking moet geven.

Hoe vindt deze precipitatie dan plaats, en wat houdt het proces in? Deze vraag brengt de hele filosofie ter sprake die in De geheime leer wordt aangereikt. Want als het metafysische karakter van de kosmos wordt ontkend, indien de hoogste macht van het gedisciplineerde denkvermogen niet wordt erkend, indien het werkelijke bestaan van een innerlijke en echte wereld wordt ontkend, indien de noodzaak en kracht van het beelden scheppende vermogen wordt verworpen, dan is deze precipitatie een onmogelijkheid, was dat altijd en zal dat altijd zijn. Macht over denken, stof, ruimte en tijd hangt af van verschillende dingen en standpunten. Hiervoor zijn nodig: verbeelding die tot het hoogste niveau is verheven, een verlangen samen met een wil die niet wankelt, en een kennis van de occulte scheikunde van de natuur. Deze moeten alle aanwezig zijn, anders zal er geen resultaat zijn.

Verbeelding is het vermogen om in de ether een beeld te vormen. Dit vermogen wordt beperkt door gebrek aan training van het denken en wordt versterkt door een goede verstandelijke ontwikkeling. Bij gewone mensen is de verbeelding slechts nutteloze en vluchtige fantasie die maar een relatief kleine indruk in de ether achterlaat. Wanneer dit vermogen goed is getraind, maakt het een model in de ether waarop elke regel, woord, letter, zin, kleur, of een ander teken stevig en duidelijk is afgedrukt. De goed getrainde wil moet vervolgens worden gebruikt om aan de ether de stof te onttrekken die moet worden neergeslagen, en dan verzamelt de neerslaande stof zich, overeenkomstig de wetten die zo’n proces bepalen, in grote hoeveelheden binnen de grenzen van het model en wordt door haar accumulatie zichtbaar op het uitgekozen oppervlak. De wil, die nog steeds aan het werk is, moet dan de hoeveelheid stof afsnijden van de aantrekkingskracht tot datgene waar ze vandaan kwam. Dit is het hele proces, en wie is hierdoor wijzer geworden? De geleerden aan universiteiten lachen, en dat mag best, want er is in de wetenschap niets dat ermee overeenkomt, en veel van de stellingen die worden geponeerd zijn in strijd met verschillende algemeen aanvaarde meningen. Maar in de natuur zijn er grote aantallen natuurlijke gevolgen die op manieren worden voorgebracht die aan de wetenschap geheel onbekend zijn, en de natuur vind het lachen niet erg, en de leerling zou dat evenmin erg moeten vinden.

Maar hoe is het mogelijk om zo’n precipitatie in een gesloten brief aan te brengen? De ether is allesdoordringend, en de envelop of elke andere stoffelijke barrière vormt daarvoor geen belemmering. Daarin wordt de stof die moet worden neergeslagen meegevoerd, en omdat de hele operatie – totdat de neerslag daadwerkelijk verschijnt – aan de andere kant van de zichtbare natuur wordt gedaan, maken fysieke obstakels geen enkel verschil.

We moeten even terugkomen op het geval van precipitatie via een medium. In dit geval heeft het model geen getrainde verbeeldingskracht nodig om die te maken, noch een getrainde wil om die vast te houden. In het astrale licht worden de indrukken vastgelegd en blijven onveranderlijk; deze worden gebruikt door de elementalen en andere krachten die daarbij actief zijn, en omdat de wil van de aanwezigen dat proces niet kan verstoren – eenvoudig uit blinde onwetendheid – wordt het automatische onbewuste werk niet verstoord. In de aura van de aanwezigen zijn duizenden indrukken die ongestoord zijn gebleven, omdat alle aandacht eraan langgeleden is teruggetrokken. En hoe ouder of eenvoudiger ze zijn des te onveranderlijker ze bestaan. Deze vormen ook een model door middel waarvan de natuurgeesten werken.

Tot slot kom ik terug op het voorval dat ik aan het begin heb genoemd. Het was met HPB. Ik zat in haar kamer naast haar, de afstand tussen ons was ongeveer een meter. In mijn hand hield ik een boek dat nooit in haar bezit was geweest, en dat ik net met de post had ontvangen. Het had geen vlekken of beschadigingen, en de titelpagina was nieuw en schoon, niemand had het aangeraakt sinds het de boekhandel had verlaten. Ik bekeek de pagina’s en begon te lezen. Na ongeveer vijf minuten ging er aan één kant van mij over de huid een heel krachtige stroom op en neer die aanvoelde als elektriciteit, en ik keek naar haar. Ze keek me aan en zei: ‘Wat ben je aan het lezen?’ Ik was de titel vergeten, want het was een titel die ik nog niet eerder had gezien, en dus sloeg ik de titelpagina weer op. Daar bovenaan in de marge, waar eerst niets had gestaan, stond een zin van twee regels met inkt geschreven, en de inkt was nat, en het handschrift was dat van HPB die vóór me zat. Ze had het boek niet aangeraakt, maar door haar kennis van occulte wetten, van occulte scheikunde, en door haar occulte wil, had ze uit de inktfles vóór haar de inkt geprojecteerd om de zin te maken, en natuurlijk was het in haar eigen handschrift, want dat was de gemakkelijkste manier om het te doen. En mijn eigen fysieke gestel werd dus gebruikt om het werk te doen, en dit gebeurde op het moment dat ik de schok op mijn huid voelde. Dit is te verklaren op de manier die ik heb geschetst, of het moet worden opzijgeschoven als een leugen of een hersenschim van mij. Maar dat laatste kan ik niet accepteren, want ik weet dat het tegenovergestelde waar is, en verder weet ik dat het advies – want dat was het – in die zin goed was. Ik volgde het op, en het resultaat was goed. Ook verschillende andere keren heb ik gezien dat ze iets precipiteerde op verschillende oppervlakken, en ze zei altijd dat het geen bewijs van iets anders was dan het vermogen om dat te doen, en erkende dat zwarte en witte magiërs hetzelfde kunnen doen, en verklaarde dat de enige voorzorgsmaatregel die iemand kan nemen die met deze krachten te maken krijgt, is dat zijn motieven, zijn denken en zijn handelen zuiver zijn.

Desintegratie – reïntegratie

We hebben gezien dat precipitatie aan de materiële wetenschap bekend is in de vorm van het galvaniseren en bij andere vaardigheden, en het is ook waar dat de meeste richtingen van de toegepaste wetenschap bekend zijn met desintegratie, en dat reïntegratie van substanties zoals diamanten hier en daar met succes tot stand is gebracht. Maar deze vinden allemaal plaats door middel van mechanische of scheikundige processen. De vraag is hier of – zoals bij precipitatie – de occulte krachten van mens en natuur dat resultaat kunnen teweegbrengen. Heeft iemand ooit een vast voorwerp gereduceerd tot een ongrijpbaar poeder en vervolgens op een verafgelegen plaats het voorwerp in zijn eerdere toestand teruggebracht? En zo ja, hoe gebeurt dat dan? Over het eerstgenoemde kan ik alleen maar zeggen dat ik dit heb zien doen, en dat hetzelfde door veel anderen op verschillende momenten is bevestigd. De spiritistische verslagen bevatten veel getuigenverklaringen hierover, en als we alle gevallen op dat gebied die vrij zijn van fraude accepteren, dan kunnen dezelfde opmerkingen worden gemaakt als bij precipitatie. Bij mediums gebeurt het onbewust; de wetten die de hele zaak beheersen worden door het medium of door de zogenaamde geesten niet verklaard; de hele zaak is in duisternis gehuld voor zover het het spiritisme betreft, en de terugkerende ‘geesten’ zullen zeker geen antwoord geven tot ze dat in de hersenen van een levend persoon vinden. Maar het feit blijft dat er krachtige fysieke mediums zijn die dit proces hebben volbracht door een onbekende kracht die werkt onder een verborgen leiding die zelf even duister is.

Dit feit is niet hetzelfde als apportatie, het transporteren of projecteren van een object door de ruimte, ongeacht of het een menselijke vorm is of iets anders. Zowel boeddhistische als hindoeïstische verhalen staan vol met zulke apportaties: het zou door de Griekse Apollonius van Tyana zijn gedaan; christelijke heiligen zouden zijn geleviteerd en meegevoerd. In boeddhistische verhalen zouden veel rechtstreekse discipelen van Boeddha, zowel tijdens zijn leven als na zijn dood, door de lucht van plaats naar plaats zijn gevlogen; en in het verhaal van Rama zouden sommige asceten en de aap-god Hanuman zich op die manier in de lucht hebben verheven.

Zoveel metalen en mineralen kunnen vluchtig worden gemaakt dat we als algemene regel kunnen aannemen dat alle – tot er een uitzondering wordt gevonden – onder de juiste omstandigheden vluchtig kunnen zijn. Goud is in dit opzicht traag, sommige waarnemers hebben het twee maanden lang verhit zonder enig gewichtsverlies, en anderen vonden een klein verlies na het aan grote hitte bloot te stellen; een elektrische ontlading zal het doen vervliegen. Zilver vervluchtigt bij roodgloeiende warmte, en ijzer kan op dezelfde manier worden beïnvloed. Maar bij hout of zachter plantaardig materiaal wordt het uiteengaan van de atomen ervan gemakkelijker bereikt. Het proces van desintegratie door gebruik te maken van occulte krachten en vermogens is verwant aan wat we op het stoffelijke gebied kunnen doen. Het resultaat is hetzelfde, maar de gebruikte middelen kunnen variëren; dat wil zeggen, de moleculen worden uit elkaar getrokken en zo gehouden. Indien de mens dit resultaat door middel van mechanische, scheikundige en elektrische processen kan teweegbrengen, dan is er geen reden – afgezien van het uitspreken van een onbewezen ontkenning – waarom het niet door gebruikmaking van het denken en de wil kan worden gedaan. Dat het zelden voorkomt of ongebruikelijk is bewijst niets; toen de telegraaf nieuw was, was haar schaarsheid geen bewijs tegen het feitelijke bestaan ervan. Het is steeds meer in de mode om elke mogelijkheid op het gebied dat door onze kennis van elektriciteit is onthuld, eerder te erkennen dan te ontkennen, terwijl de waarschijnlijkheid ervan eenvoudig aan een later oordeel wordt overgelaten.

Als we van de materiële wetenschap overgaan tot het medische onderzoek naar hypnose, dan vinden we daar een tussenstap tussen de zuiver mechanische fysieke processen en het hogere subtielere gebied van het denkvermogen, de wil en de verbeelding. Hier zien we dat de grote krachten die door het denken worden uitgeoefend een invloed kunnen hebben op het bot, het vlees, het bloed en de huid die even groot is als bij veel processen van desintegratie of vervluchtiging. Maar ook in het dagelijks leven komen soortgelijke veelzeggende feiten voor. Het blozen en de koude rillingen die zich ogenblikkelijk over het hele gestel verspreiden zijn effecten op de stof die rechtstreeks vanuit het denkvermogen komen. Zelfs een herinnering aan een gebeurtenis kan gemakkelijk zo’n fysiek gevolg teweegbrengen. Bij experimenten met hypnose kan de huid, het bloed en de bloedwei zo worden beïnvloed dat alle kenmerken en veranderingen die horen bij een brand- of schaafwond verschijnen. In deze gevallen maakt het denken dat wordt beïnvloed door het denken van een ander een beeld door middel waarvan de krachten werken om de veranderingen teweeg te brengen. Het is mogelijk, want, zoals door de oude wijzen zo vaak wordt beweerd, het heelal is in feite wil en idee, of, zoals het zo goed wordt verwoord in een brief van een van de adepten,

het organisme van de kosmos is niet alleen occult, het is gebaseerd op ideeën; en men moet de hogere metafysica begrijpen als men wil ontsnappen aan de illusies waardoor de mensen worden misleid en die hen voortdurend ertoe zullen brengen om onjuiste stelsels over het leven en de natuur aan te nemen als gevolg van de grote ‘collectieve hallucinatie’ waar de moderne wetenschappers zo trots op zijn, maar die ze niet zo noemen.1

1. Uit een niet gepubliceerde brief.

Door de scholen van het occultisme – die niet alleen bekend zijn sinds de opkomst van de theosofische beweging maar in het Oosten eeuwenlang hebben bestaan en in India tot op de dag van vandaag actief blijven – wordt gezegd dat een getraind mens zijn wil, denkvermogen en verbeeldingskracht zó kan gebruiken dat hij een voorwerp kan desintegreren, het dan langs stromen in de ruimte kan sturen die duidelijk afgebakend bestaan, de atomen naar een verafgelegen plaats kan transporteren, waarbij ze door bepaalde obstakels heengaan, en het voorwerp op die verre plaats weer in elkaar kan zetten met dezelfde zichtbaarheid, beperkingen en uiterlijke vorm die het had vóór het werd opgepakt om te worden getransporteerd. Maar dit heeft zijn beperkingen. Het kan gewoonlijk niet met een levend menselijk lichaam worden gedaan. Dat zou zo’n krachtsinspanning vergen en zo’n inbreuk op de rechten van het leven zijn, dat dit geheel kan worden uitgesloten. De grootte en de weerstand van de belemmering bepalen ook of het een succes of mislukking wordt. Almacht van een soort die de wet te boven kan gaan is in het occultisme niet mogelijk; daar hebben de adepten op gewezen toen ze schreven dat ze, als ze de wereld in één klap konden veranderen in een arcadia voor verheven zielen, dat zouden doen; maar men kan alleen stap voor stap en binnen de natuurwetten meester worden over de wereld. Hetzelfde geldt voor alle processen die de natuur scheikundig of mechanisch imiteren. Daarom wordt in deze scholen gezegd dat ‘mislukkingen zowel bij occulte vaardigheden als onder mensen voorkomen’. Zulke mislukkingen komen voort uit een onvermogen om aan beperkende omstandigheden het hoofd te bieden.

We kunnen het verschijnsel desintegratie, het transport van een hoeveelheid stof, en de reïntegratie als volgt analyseren: Er is de occultist die moet weten hoe hij zijn wil, denkvermogen en verbeeldingskracht moet gebruiken. Vervolgens is er het voorwerp waarmee hij werkt. Dan is er het weerstand biedende obstakel waar het doorheen moet gaan; en de lucht, de ether en het astrale licht waarin het zich voortbeweegt. Ten slotte is er de vraag of er al of niet een kracht bestaat die cohesie wordt genoemd, door middel waarvan massa’s stof worden bijeengehouden binnen de grenzen van de vorm.

Als wordt gezegd dat de kracht die bekendstaat als de zwaartekracht massa’s stof bijeenhoudt, dan worden we ertoe gebracht voor een gewone zaak een mysterieuzer verklaring aan te nemen dan de drie personen in één God. Maar cohesie zonder enige andere veronderstelling komt slechts erop neer dat we zeggen dat massa’s stof samenhangen omdat ze samenhangen. Het occultisme zegt, en komt daarin overeen met de Vedanta-filosofie, dat er een cohesiekracht is die haar wortels in de geest en in de ideële vorm heeft en daaraan haar macht ontleent; en ook aantrekking en afstoting werken vanuit die basis. Verder beweert die school dat zwaartekracht een uiting is van de werking van deze twee – aantrekking en afstoting. Levende massa’s zoals planten, dieren en mensen werken met stof die in een andere staat verkeert dan die welke zich in mineralen bevindt, en vertonen de snellere werking van ontbindende krachten, terwijl mineralen maar heel langzaam uiteenvallen. Beide soorten worden gedwongen om als gevolg van de werking van de evolutiewet na verloop van tijd als massa’s uiteen te vallen, wanneer ze volledig aan zichzelf worden overgelaten; dat wil zeggen dat de hele hoeveelheid stof van en behorend tot de bol voortdurend onderworpen is aan de verborgen krachten die haar voor hogere doeleinden gebruiken en haar, hoe langzaam ook, omvormen in een hogere soort stof. De normale snelheid is wat we zien, maar deze normale snelheid kan worden veranderd, en het is een feit dat deze kan worden veranderd door het intellect en de wil. Deze wijziging van de snelheid is te zien in de geforceerde processen die worden toegepast op planten waardoor men ze veel sneller laat groeien dan onder normale omstandigheden gebruikelijk is. Op dezelfde manier kunnen de moleculen in een massa stof die na korte of lange tijd zeker zal uiteenvallen, voortijdig uit elkaar worden geduwd en door de getrainde wil in die toestand worden gehouden. Dat wil zeggen, de kracht van de afstoting kan tegenover de natuurlijke aantrekking worden gesteld om de moleculen uiteen te drijven en ze zo van elkaar af te houden. Wanneer de afstoting wordt verminderd, schieten de moleculen weer naar elkaar toe om hun vroegere uiterlijke vorm weer aan te nemen. In dit geval is de vorm niet gewijzigd, maar het grotendeels verspreide geheel van moleculen behoudt zijn vorm hoewel onzichtbaar voor het oog, en wanneer het weer zichtbaar begint te worden verdicht het zich eenvoudig binnen de oorspronkelijke grenzen, en wordt op die manier dicht genoeg om opnieuw te worden gezien en aangeraakt.

Wanneer een klein voorwerp op die manier door occulte middelen wordt gedesintegreerd, kan men het door andere voorwerpen heen laten gaan. Of als het moet worden vervoerd zonder te worden gedesintegreerd, dan moet elk obstakel dat in de weg staat worden gedesintegreerd zodat er voldoende ruimte is om het te laten passeren. Dat dit laatste een van de prestaties van fakirs, yogi’s en bepaalde mediums is, daaraan kan nauwelijks worden getwijfeld, behalve door hen die het occulte karakter van de kosmos ontkennen. Zogenaamde geesten hebben hierover gezegd: ‘We maken het in de weg staande obstakel vloeibaar of diffuus, of we doen hetzelfde voor het getransporteerde voorwerp’, en deze keer lijken ze gelijk te hebben. Een heer in het noordwesten met een edel karakter en onderscheidingsvermogen vertelde me dat op een dag een onbekende man in zijn dorp bij hem aanklopte, en een aantal metalen ringen liet zien en ze door elkaar heen liet gaan waarbij een van de ringen bij het punt van aanraking scheen weg te smelten. H.P. Blavatsky heeft me over veel van zulke gevallen verteld, en ik heb haar hetzelfde zien doen. Zo heeft ze bijvoorbeeld voor mijn ogen een klein voorwerp zoals een ring genomen, en nadat ze het op de tafel had gelegd, liet ze hem zonder dat ze hem aanraakte verschijnen in een gesloten la vlakbij. In dit geval heeft ze het of gedesintegreerd en liet ze het in de la terechtkomen, of ze desintegreerde de la om voldoende ruimte te maken, of ze hypnotiseerde mij met al mijn alerte zintuigen, en legde het voorwerp in de la terwijl ik sliep en zonder dat ik enige verandering in mijn bewustzijn heb gemerkt. Dit laatste kan ik niet aanvaarden, maar als het waar zou zijn, dan zou dat nog wonderbaarlijker zijn dan die andere prestatie. De omstandigheden en het motief waren zodanig dat de theorie van het hypnotiseren kan worden uitgesloten; het werd gedaan om mij te laten zien dat zo’n verschijnsel mogelijk is, en ook om aan mij uit te leggen hoe de vreemde dingen van het spiritisme kunnen worden gedaan, en in feite moeten worden gedaan overeenkomstig de wetten van het menselijke bewustzijn en van de natuur.

Vervolgens dienen we naar het verstandelijke aspect van de zaak te kijken. Hier moeten de innerlijke zintuigen werken onder leiding van een denkvermogen dat vrij is van de illusies van de stof, en in staat is om de occulte kosmos achter de sluier van objectiviteit te zien. De wil handelt met een enorme kracht, en oefent naar wens zowel een aantrekkende als een afstotende kracht uit; kennis van de occulte scheikunde speelt daarbij een rol; de stromen in het astrale licht of de ether moeten bekend zijn, en ook hoe men nieuwe stromen moet maken. Degenen die in het astrale licht hebben gekeken en naar de stromen die heen en weer bewegen zullen dit begrijpen, anderen zullen eraan twijfelen, het ontkennen, of hun oordeel opschorten. De verbeeldingskracht is evenals in het geval van precipitatie van het grootste belang, want in deze dingen is de verbeeldingskracht de handen en ogen van het denken en de wil, en laatstgenoemde kunnen zonder haar niets tot stand brengen, evenals de wil en de hersenen van een mens van wie de armen zijn afgehakt niets kan doen tenzij anderen hem helpen. Maar het denken, de wil en de verbeeldingskracht zetten het gedesintegreerde voorwerp niet opnieuw in elkaar, want zodra de uiteendrijvende kracht haar greep op de massa moleculen heeft verslapt, waarbij de verbeeldingskracht het beeld van het voorwerp heeft vastgehouden, schikken de atomen zich gehoorzaam en automatisch weer zoals tevoren.

Dit alles kan fantastisch lijken, maar er zijn mensen die op basis van hun eigen kennis weten dat dit met de feiten overeenstemt. En het is ongetwijfeld waar dat over niet al te lange tijd de moderne wetenschap zal beginnen, zoals ze zelfs nu al begint, om al deze dingen te erkennen door de ideële aard van de kosmos volledig te erkennen, en zo ineens de materialistische opvattingen over de mens en de natuur die tegenwoordig vooral heersen, zal verwijderen.

Enkele stellingen van H.P. Blavatsky

Het volgende is ontleend aan HPB’s eerste boek Isis ontsluierd (2:690-3), en wordt in deze reeks afgedrukt omdat we denken dat het zowel nuttig als interessant zal zijn. Ze geeft een aantal fundamentele oosterse stellingen met betrekking tot occulte vaardigheden:

1. Er bestaan geen wonderen. Alles wat er gebeurt is het gevolg van een eeuwige, onveranderlijke, altijd werkende wet. Een schijnbaar wonder is slechts de werking van krachten die in strijd zijn met wat dr. W.B. Carpenter, frs – een man van grote geleerdheid maar weinig kennis – ‘de duidelijk vastgestelde wetten van de natuur’ noemt. Zoals velen van zijn soort, ziet dr. Carpenter over het hoofd dat er wetten kunnen bestaan die ooit ‘bekend’ zijn geweest, maar de wetenschap nu onbekend zijn.

2. De natuur is drie-enig: er is een zichtbare, objectieve natuur; een onzichtbare daarin aanwezige leven schenkende natuur, het exacte model voor eerstgenoemde en het levensbeginsel daarvan; en boven deze twee staat de geest, de bron van alle krachten, als enige eeuwig en onverwoestbaar. De lagere twee veranderen voortdurend, de derde hogere niet.

3. Ook de mens is drie-enig: hij heeft zijn objectieve, fysieke lichaam; zijn leven schenkende astrale lichaam (of ziel) – de werkelijke mens; en deze twee worden overschaduwd en verlicht door de derde – de soeverein, de onsterfelijke geest. Als de werkelijke mens erin slaagt op te gaan in de geest, wordt hij een onsterfelijke entiteit.

4. De magie als wetenschap is de kennis van deze beginselen, en van de manier waarop het individu de alwetendheid en almacht van de geest en zijn beheersing over de natuurkrachten kan verkrijgen terwijl hij nog in het lichaam is. De magie als kunst is het toepassen van deze kennis in de praktijk.

5. Geheime kennis die verkeerd wordt toegepast, is tovenarij; ten goede gebruikt is het echte magie of wijsheid.

6. Mediumschap is het tegenovergestelde van adeptschap; het medium is het passieve werktuig van invloeden van buitenaf, de adept heeft een actieve beheersing over zichzelf en over alle lagere krachten.

7. Omdat alles wat ooit heeft bestaan, bestaat of zal bestaan, wordt opgetekend in het astrale licht, het register van het onzichtbare heelal, kan de ingewijde adept, door gebruik te maken van de zienersblik van zijn eigen geest, alles weten wat bekend is geweest, of kan worden gekend.

8. De mensenrassen verschillen in spirituele gaven evenals in kleur, gestalte of andere uiterlijke eigenschappen; bij sommige volkeren komt van nature het zienerschap het meest voor, bij andere het mediumschap. Sommige geven zich over aan tovenarij, en dragen de geheime regels om haar in praktijk te brengen over van generatie op generatie, met als gevolg een meer of minder groot scala van paranormale verschijnselen.

9. Eén aspect van magische vaardigheid is het vrijwillig en bewust terugtrekken van de innerlijke mens (het astrale lichaam) uit de uitwendige mens (het fysieke lichaam). Bij sommige mediums komt dit terugtrekken voor, maar dan is het onbewust en onvrijwillig. Bij laatstgenoemden is het lichaam op zo’n moment min of meer cataleptisch, maar bij de adept zou men het afwezig zijn van het astrale lichaam niet opmerken, want de fysieke zintuigen zijn alert, en hij schijnt alleen in gedachten verzonken te zijn – ‘in diep gepeins’.

Tijd noch ruimte belemmeren de bewegingen van het rondzwervende astrale lichaam. De thaumaturg, die goed thuis is in de occulte wetenschap, kan zich (d.w.z. zijn fysieke lichaam) schijnbaar laten verdwijnen, of in schijn elke vorm aannemen die hij wenst. Hij kan zijn astrale lichaam zichtbaar maken, of er telkens een andere gedaante aan geven. In beide gevallen zullen deze resultaten worden bereikt door gelijktijdig teweeggebrachte hypnotische hallucinatie van de zintuigen van iedereen die ervan getuige is. Deze hallucinatie is zo volmaakt dat het slachtoffer ervan zijn leven zou willen verwedden dat hij iets werkelijks heeft gezien, terwijl het slechts een beeld in zijn eigen bewustzijn is dat de onweerstaanbare wil van de hypnotiseur daarop heeft afgedrukt.

Maar terwijl het astrale lichaam overal heen kan gaan, door elk obstakel heen kan dringen en op elke afstand van het fysieke lichaam kan worden gezien, is laatstgenoemde afhankelijk van de gewone manieren van vervoer. Men kan het onder bepaalde magnetische omstandigheden laten zweven, maar het kan alleen op de normale manier van de ene plaats naar de andere gaan. Daarom hechten we geen geloof aan alle verhalen over het door de lucht vliegen van mediums in hun lichaam, want dat zou een wonder zijn, en wonderen erkennen we niet. Inerte stof kan in bepaalde gevallen en onder bepaalde omstandigheden misschien worden ontbonden, door muren heen worden gevoerd en weer in elkaar worden gezet, maar levende dierlijke organismen kunnen dat niet.

Swedenborgianen geloven – en de esoterische wetenschap onderwijst – dat het vaak voorkomt dat het levende lichaam door de ziel wordt verlaten, en dat we dagelijks bij verschillende rangen en standen zulke levende lijken tegenkomen. Verschillende oorzaken, zoals overweldigende schrik, verdriet, wanhoop en een hevige ziekteaanval, of buitensporige wellust, kunnen dit teweegbrengen. Het lege lijk kan dan in beslag worden genomen en worden bewoond door het astrale lichaam van een adept in de tovenarij, of door een elementaar (een aan de aarde gebonden ontlichaamde, menselijke ziel), of, heel zelden, door een elementaal. Een adept in de witte magie heeft natuurlijk datzelfde vermogen, maar tenzij hij een heel bijzonder en verheven doel dient te bereiken, zal hij nooit erin toestemmen zich te bezoedelen door het lichaam van een onzuiver mens binnen te gaan. Bij krankzinnigheid is het astrale lichaam van de lijder óf halfverlamd, verbijsterd, en onderworpen aan de invloed van elke voorbijkomende geest van iedere soort, óf het is voorgoed vertrokken, en dan wordt het lichaam in bezit genomen door een vampierachtige entiteit die haar eigen uiteenvallen nabij is, en zich wanhopig vastklemt aan de aarde, waarvan ze de zinnelijke genoegens door dit middel nog enige tijd langer kan genieten.

10. De hoeksteen van de magie is een nauwkeurige, praktische kennis van magnetisme en elektriciteit, hun eigenschappen, onderlinge samenhang en vermogens. Een goede bekendheid met hun werkingen in en op het dierenrijk en de mens is daarbij vooral noodzakelijk. Veel mineralen hebben occulte eigenschappen die even vreemd zijn als die van de magneet, die alle beoefenaars van de magie moeten kennen, en waarvan de zogenaamd exacte wetenschap niets weet. Ook planten bezitten opzienbarend veel van zulke mystieke eigenschappen; de geheimen van de droom- en toverkruiden zijn alleen voor de Europese wetenschap verloren gegaan, en, het is zinloos het te zeggen, zijn haar, op enkele opvallende uitzonderingen na zoals opium en hasjiesj, niet bekend. Niettemin wordt de psychische werking van zelfs deze enkele planten op het menselijk lichaam beschouwd als het bewijs van een tijdelijke geestelijke gestoordheid. . . .

Om dit alles in enkele woorden samen te vatten: magie is spirituele wijsheid: de natuur is de stoffelijke bondgenoot, leerling en dienaar van de magiër. Eén gemeenschappelijk levensbeginsel doordringt alles, en dit kan door de vervolmaakte menselijke wil worden beheerst. De adept kan de werking van de natuurkrachten in planten en dieren op bovennatuurlijke wijze versterken. Zulke experimenten houden niet het belemmeren maar het stimuleren van de natuur in; de voorwaarden voor een intensievere werking van de levenskracht worden geschapen.

De adept kan de zintuiglijke gewaarwordingen van andere personen die geen adept zijn, beheersen, en de gesteldheid van hun fysieke en astrale lichamen veranderen; hij kan ook de geesten van de elementen beheersen en gebruiken zoals hij verkiest. Hij kan de onsterfelijke geest van geen enkel mens beheersen, levend of dood, want al deze geesten zijn vonken van de goddelijke essentie, en kunnen niet door iets van buitenaf worden overheerst.

Stelling 2 en 3 bevatten en omvatten de zevenvoudige classificatie. In 1877 schreef HPB voor degenen die alleen de drievoudige indeling kenden. In nummer 2 wordt het levensbeginsel (prana of jiva) gegeven; het lichaam en de levenskracht samen zijn twee beginselen; de werkelijke innerlijke mens wordt ziel genoemd, die bestaat uit het astrale lichaam, de begeerten en het denkvermogen, en dat maakt vijf; de geest, waaronder de verbindende schakel buddhi, maakt de zeven compleet. De wil is een van de krachten die rechtstreeks vanuit de geest komen, en bij gewone mensen wordt geleid door begeerte; in het geval van een adept wordt de wil geleid door buddhi, manas en atman, en omvat in zijn werking de kracht van een zuivere spirituele begeerte die uitsluitend wet en plicht volgt.

William Q. Judge


Theosofische inzichten, blz. 307-26

© 2023 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag