Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoud pagina vooruit

De esoterische ‘zij’

Wijlen Mw. Blavatsky – een schets van haar leven

[‘The esoteric she’, De New Yorkse Sun, 26 september 1892]

Een vrouw over wie de wereld – eerst haar kleine kinderwereld en daarna twee halfronden – om welke reden dan ook blijft praten en discussiëren, een vrouw, verdedigd of aangevallen om haar karakter en motieven, gesteund in haar initiatieven of daarbij met man en macht tegengewerkt, en over wie na haar dood tussen twee werelddelen evenveel is getelegrafeerd als over een keizer, moet wel een opmerkelijk persoon zijn geweest. Zo’n vrouw was Helena Petrovna Blavatsky, geboren onder de scepter van de heilige tsaar, in de familie van de Hahns, van één kant afstammend van de beroemde kruisridder graaf Rottenstern, die Hahn aan zijn naam toevoegde, omdat deze vogel zijn leven redde toen een sluwe Saraceen in zijn tent was binnengedrongen om hem te vermoorden.

Helena Petrovna Blavatsky

Helena Petrovna Blavatsky 1831-1891
(Foto gemaakt door Sarony, ca. 1877)

Haast geen enkele omstandigheid of periode in het leven van Mw. Blavatsky was alledaags. Ze had verkozen in dit leven geboren te worden in Jekaterinoslav, Rusland [nu Oekraïne], in het jaar 1831, toen men als gevolg van de cholera overal lijkkisten en ellende zag. Het kind was zo zwak dat de familie besloot het onmiddellijk te laten dopen volgens de rituelen van de Russisch-orthodoxe kerk. Dit was op zichzelf al ongewoon, maar – en dit soort dingen overkwam Helena haar leven lang – de ceremonie was nog opmerkelijker en schrikwekkender. Bij deze ceremonie zijn alle familieleden aanwezig, en staan met brandende kaarsen in de hand. Omdat er één afwezig was, werd een jong kind, tante van de kleine Helena, als plaatsvervangster aangewezen en kreeg een kaars evenals de anderen. Vermoeid door de inspanning ging deze jonge plaatsvervangster, onopgemerkt door de anderen, op de grond zitten, en juist op het moment dat de doopvaders ten behoeve van de baby het kwaad verloochenden door driemaal op de grond te spuwen, stak de zittende getuige per ongeluk met haar kaars de kleren van de dienstdoende priester in brand, waardoor meteen een aanzienlijke brand ontstond, waarbij veel aanwezigen ernstige brandwonden opliepen. Zo werd Mw. Blavatsky, terwijl het land onder de gesel van de dood verkeerde, onze wereld binnengeleid en in de vlammen gedoopt door de priesters van de kerk – en in haar leven heeft ze veel moeite gedaan om de bedrieglijke dogma’s van die kerk door te prikken.

Ze was familie van de heersers van Rusland. Generaal Fadjejev, lid van de staatsraad van Rusland, en oom van Helena, heeft in 1881 verklaard dat ze als dochter van kol. Peter Hahn, de kleindochter was van generaal Alexis Hahn von Rottenstern Hahn, van oud Mecklenburgse afstamming, die zich in Rusland had gevestigd; en van moederskant de dochter van Helena Fadjejev en kleindochter van prinses Helena Dolgoroeki. Haar voorouders van moederskant behoorden tot de oudste families van Rusland en stamden rechtstreeks af van vorst of aartshertog Roerik, de eerste heerser van Rusland. Verschillende vrouwen uit haar familie werden door hun huwelijk tsarina en behoorden zo tot het keizerlijk huis. Een van deze, een Dolgoroeki, trouwde met de grootvader van Peter de Grote en een ander was verloofd met tsaar Peter II. Door deze familiebanden kende Mw. Blavatsky veel leden van de Russische adel persoonlijk. In Parijs ontmoette ik drie Russische prinsen en een bekende generaal, die over haar jeugd spraken en over de wonderbaarlijke dingen die toen over haar werden verteld; en in Duitsland ontmoette ik prins Emile de Wittgenstein, lid van een van de vele Russisch-Duitse families, en zelf neef van de keizerin van Rusland en aide-de-camp van de tsaar, die me vertelde dat hij een oude vriend van de familie was die vroeger veel over haar had horen spreken, maar tot zijn spijt nooit het geluk had gehad haar nog eens te zien na een kort bezoek dat ze met haar vader aan zijn huis had gebracht. Maar via een briefwisseling werd hij lid van haar beroemde Theosophical Society en schreef na de Turkse oorlog dat ze hem in een brief had verteld dat hij tijdens de veldtocht niet gewond zou raken, en achteraf bleek dit te kloppen.

Als kind was ze het wonder van de hele streek en de schrik van de eenvoudige lijfeigenen. Rusland is vol bijgeloof en geloof in voortekens, en omdat Helena tussen de 30ste en 31ste dag van de zevende maand was geboren, dachten de kindermeisjes en bedienden dat ze vermogens en deugden zou bezitten die niemand anders bezit. En door die veronderstelde vermogens was ze in haar jeugd voor iedereen het brandpunt van de aandacht. Haar werden vrijheden vergund die aan niemand anders werden verleend, en zodra ze het kon begrijpen werd haar door de kindermeisjes de belangrijkste rol gegeven in een mystieke Russische ceremonie die op 30 juli rondom het huis en in de tuin wordt verricht, met als doel de huisgeest gunstig te stemmen. Ze had maar beperkt onderwijs gekregen, dat op zichzelf zo onvoldoende was dat ze een reden te meer vormde voor het geloof van haar vrienden later in haar leven dat ze over paranormale vermogens beschikte, of in feite werd bijgestaan door die onzichtbare wezens die volgens haar haar helpers waren en die op aarde levende mensen waren, maar in het bezit van zintuigen die zo ontwikkeld waren dat ze met tijd en ruimte de spot dreven. In haar jeugd werd ze niet aan banden gelegd door conventies, maar bereed een kozakkenpaard op een mannenzadel, en later vergezelde ze haar vader met zijn regiment lange tijd in het veld, waar ze, met haar zuster, de lieveling van de soldaten werd. In 1844, toen ze 14 jaar was, nam haar vader haar mee naar Londen en Parijs, waar ze enige vorderingen maakte op het gebied van muziek, en vóór 1848 keerde ze naar huis terug.

Haar huwelijk in 1849 met Nikifor Blavatsky, de gouverneur van Jerivan in de Kaukasus, gaf haar de naam Blavatsky, die ze tot haar dood heeft gebruikt. Evenals alle gebeurtenissen in haar leven ging dit huwelijk gepaard met veel vuurwerk. Haar vriendinnen zeiden dat ze door haar abrupte manier van doen de oude Blavatsky niet ertoe zou kunnen bewegen om met haar te trouwen, en uit louter overmoed beweerde ze dat wel te kunnen, en ja hoor hij deed een huwelijksaanzoek en ze nam het aan. Toen drong het vreselijke feit tot Helena door dat zoiets in Rusland niet ongedaan kon worden gemaakt. Ze werden in de echt verbonden, maar de verbintenis werd opgeluisterd door het feit dat Mw. Blavatsky een kandelaar op zijn hoofd stuksloeg en halsoverkop het huis verliet, om hem nooit meer te zien. Toen duidelijk werd dat haar besluit vaststond, stelde haar vader haar in staat te reizen, wat ze vanaf die tijd dan ook deed, om pas in 1858 naar Rusland terug te keren. In die tussentijd voerde haar weg haar naar Amerika in 1851, naar Canada, naar New-Orleans, naar Mexico, vandaar naar India, en in 1853 weer terug naar de Verenigde Staten. Daarna verloren haar familieleden haar tot 1858 weer uit het oog, toen haar terugkomst weer even verrassend was als andere gebeurtenissen in haar leven. Het was een winteravond, en in haar ouderlijk huis in Rusland werd een bruiloft gevierd. Allerlei gasten waren aanwezig en plotseling, tijdens de maaltijd, werd er hard gebeld, en daar stond Mw. Blavatsky, onaangekondigd, op de stoep.

De familie en veel vrienden getuigen in brieven, en ook in artikelen in de Rebus, een bekende krant in Rusland, en in andere bladen, dat vanaf dat moment een onafgebroken reeks wonderen plaatsvond, die absoluut niet konden worden verklaard door ze als goocheltrucs te bestempelen. Ze waren van zodanige aard dat het huis steeds door honderden kennissen werd bezocht, die soms van ver kwamen om de verbazingwekkende Mw. Blavatsky te bezoeken. Velen waren ongelovig; anderen geloofden dat het tovenarij was en weer anderen beschuldigden haar van bedrog. De bijgelovige Gurelische en Mingrelische adel kwam in grote aantallen opdagen, besprak het geval voortdurend, en noemde haar een tovenares. Ze kwamen om de wonderen te aanschouwen waarover door anderen werd verteld; om te zien hoe, terwijl ze rustig zat te lezen, tafels en stoelen uit zichzelf bewogen en doffe klopgeluiden van alle kanten op vragen antwoord schenen te geven. Onder de vele verschijnselen waarvan getuigenis werd afgelegd, was er één dat werd teweeggebracht voor haar broer die aan haar vermogens twijfelde. Een klein schaaktafeltje stond op de vloer. Het was heel licht – een kind kon het optillen en een man kon het breken. Iemand vroeg Mw. Blavatsky of ze het door haar wil aan de grond kon vastnagelen. Ze vroeg hun het te onderzoeken en ze constateerden dat het los stond. Daarna, terwijl ze zich op een afstand bevond, zei ze: ‘Probeer het nog eens.’ Toen merkten de aanwezigen dat hun krachten niet toereikend waren om het van zijn plaats te krijgen, en haar broer, die op grond van zijn grote kracht dacht dat hij deze ‘truc’ gemakkelijk zou kunnen ontmaskeren, sloeg zijn armen om het tafeltje, schudde het en rukte eraan, zonder enig resultaat behalve dat het steunde en kraakte. Zo werd de hele familie en buurt in een staat van voortdurende opwinding gehouden door het kloppen van muren en meubilair, door bewegende voorwerpen, en door boodschappen die door de lucht werden overgebracht over gebeurtenissen die op een afstand plaatsvonden. Mw. Blavatsky zelf zei dat dit een periode was waarin ze haar paranormale vermogens de vrije teugel liet, en leerde deze volledig te begrijpen en te beheersen.

Maar opnieuw kwam de geest van onrust over haar en ze vertrok weer om, zoals ze mij schreef, ‘de mannen en vrouwen te vinden die ik wil voorbereiden voor het werk van een grote filosofische en ethische beweging die ik van plan ben in de toekomst te stichten’. Toen ze met een Grieks schip naar Spezzia ging, deden zich als gewoonlijk bijzondere gebeurtenissen voor; de boot vloog in de lucht als gevolg van het ontploffen van buskruit in de lading. Zij was een van de weinigen aan boord die werden gered. Dit bracht haar naar Caïro in Egypte, waar ze in 1871 een vereniging stichtte met het doel het spiritisme te onderzoeken, de misvattingen ervan, als die er zijn, aan het licht te brengen, en aan de feiten ervan zo mogelijk een stevige, wetenschappelijke en redelijke basis te geven. Maar de vereniging hield slechts 14 dagen stand, en ze schreef toen erover: ‘Er is slechts een ruïne van over – majestueus, maar evenzeer te denken gevend als die van de graven van de farao’s.’

Het was echter in de Verenigde Staten dat ze werkelijk een begin maakte met het werk waardoor haar naam zo bekend werd in Europa, Azië en Amerika; dat haar berucht maakte in de ogen van hen die een afkeer hebben van alle hervormers, maar edel en beroemd naar het oordeel van hen die zeggen dat haar werken voor hen nuttig zijn geweest. Vóór 1875 onderzocht ze nogmaals de beweringen van het spiritisme in dit land; ze schreef erover naar Europa, maakte een analyse ervan en beweerde dat de stelling dat er mededelingen van de doden werden ontvangen, onjuist was, en toonde aan dat anderzijds de verschijnselen lieten zien dat hier een grote psychofysiologische verandering plaatsvond, die, indien ze zich in onze huidige, louter materialistische beschaving ongestoord zou voortzetten, zowel ethisch als fysiek grote ellende zou teweegbrengen.

Toen richtte ze, bijgestaan door kol. H.S. Olcott en anderen, in New York in 1875 de Theosophical Society op, en verklaarde dat de doelstellingen daarvan zijn: het vormen van een kern van universele broederschap, de studie van oude en ook andere religies en wetenschappen, en het onderzoeken van de paranormale en verborgen wetten die een invloed hebben op de mens en de natuur. Hieraan lag beslist geen egoïstisch doel ten grondslag, noch enige wens om er geld mee te verdienen. Ze had in Rusland en elders bronnen waaruit ze geld ontving, maar daaraan kwam een einde toen ze Amerikaans staatsburger was geworden, en ook omdat ze door haar onbetaalde werk voor de Society niet in de gelegenheid was om te schrijven voor Russische tijdschriften die al haar bijdragen gretig zouden hebben opgenomen. Zodra de Theosophical Society was opgericht, zei ze tegen me dat er een boek moest worden geschreven om in de Society te gebruiken. Ze begon toen aan Isis ontsluierd, en werkte er constant aan, dag en nacht, tot het moment dat er een uitgever voor werd gevonden.

Intussen kwam er een stroom mensen haar in haar appartement opzoeken: eerst in Irving Place, later in 34th Street en daarna in 47th Street hoek 8th Avenue. De kranten schreven volop over haar veronderstelde gaven, of bespotten de mogelijkheden die volgens haar en haar Society in de mens aanwezig zijn. Een vooraanstaande New Yorkse krant schreef het volgende over haar: ‘Een vrouw met even opmerkelijke karaktertrekken als Cagliostro zelf, en over wie dagelijks door verschillende mensen even verschillend wordt geoordeeld als voor de beroemde graaf in zijn tijd het geval was. Door mensen die haar slechts oppervlakkig kennen wordt ze een charlatan genoemd; bij nadere kennismaking ging je haar als een geleerde beschouwen; en diegenen die vertrouwelijk met haar omgingen waren of overtuigd van haar vermogens of geheel verbijsterd.’ Isis ontsluierd trok in brede kring de aandacht, en alle New Yorkse kranten bespraken het en schreven dat er uitgebreid onderzoek aan ten grondslag moest liggen. Het vreemde hierbij is dat de schrijfster, zoals ik en veel andere ooggetuigen van het samenstellen van het boek kunnen verklaren, geen bibliotheek had om te raadplegen, en ook geen aantekeningen gebruikte die waren gemaakt bij voorafgaand onderzoek of literatuurstudie. Alles werd rechtstreeks opgeschreven. En toch staat het vol verwijzingen naar boeken in het British Museum en andere grote bibliotheken, en elke verwijzing is juist. Met betrekking tot dit boek moeten we haar beschouwen of als een vrouw die het vermogen bezat om een hoeveelheid feiten, datums, getallen, titels en onderwerpen in haar geheugen te bewaren waar geen ander mens ooit toe in staat was, of we moeten erkennen dat haar bewering dat ze door onzichtbare wezens werd geholpen, juist is.

Nadat in 1878 Isis ontsluierd was gepubliceerd, deelde Mw. Blavatsky haar vrienden mee dat ze naar India moest gaan en dat ze daar dezelfde beweging moest beginnen als de Theosophical Society. In december van dat jaar vertrok ze daarom met kol. Olcott en nog twee anderen naar India, en ze onderbraken de reis enige tijd in Londen. Bij hun aankomst in Bombay ontmoetten ze drie of vier hindoes die hen opwachtten, omdat ze van de zaak hadden gehoord. Er werd een woning gehuurd in het deel van de stad waar de lokale bevolking woonde, en al snel richtte ze met kolonel Olcott The Theosophist op, een tijdschrift dat daar snel bekendheid kreeg en dat ook in het Westen veel werd gekocht.

Daar, in Bombay en later in Adyar, Madras, werkte Mw. Blavatsky dag in dag uit, in alle jaargetijden; ze redigeerde haar tijdschrift en voerde een uitgebreide correspondentie met mensen uit alle delen van de wereld die in theosofie geïnteresseerd waren, en discussieerde dagelijks met geleerde hindoes die haar regelmatig kwamen opzoeken. Ook daar vonden vaak paranormale verschijnselen plaats, die later door een organisatie die niet in staat is iets over de paranormale wereld te ontdekken [de Society for Psychical Research] werden onderzocht. Die organisatie trok de conclusie dat deze vrouw zonder vermogen, over wie men in India nooit eerder in het openbaar iets had gehoord, op een of andere onverklaarbare manier erin was geslaagd een enorm complot te smeden dat zich over heel India uitspreidde, waartoe mensen van allerlei rangen behoorden, en door middel waarvan ze in staat was de voorgewende paranormale verschijnselen teweeg te brengen. Ik vermeld deze conclusie, omdat deze gedachte door velen werd aangenomen. Voor iedereen die haar kende en die India kent, met zijn honderden verschillende talen, die ze geen van alle kende, is zo’n conclusie absurd. De hindoes geloofden in haar, beweerden dat ze in staat was hun eigen geschriften en filosofieën te verklaren op punten waar de brahmanen de sleutel hadden verloren of verborgen hielden, en dat door haar inspanningen en het werk van de door haar opgerichte Society India’s jongeren gered werden van het vruchteloze materialisme dat de enige religie is die het Westen de hindoe ooit kan geven.

In 1885 keerde Mw. Blavatsky terug naar Europa. In 1887 startte ze in Engeland een nieuw theosofisch tijdschrift, Lucifer genaamd, en bracht onmiddellijk nieuw leven in de beweging in Europa. Evenals ze in New York en in India had gedaan, werkte ze dag en nacht, ze schreef en sprak, correspondeerde onafgebroken met mensen over de hele wereld, verzorgde de redactie van Lucifer en schreef boeken voor haar geliefde Society; ze had nooit veel geld, en door de wereld in het algemeen werd ze alleen maar belasterd. De sleutel tot de theosofie werd in Londen geschreven, evenals De geheime leer, dat het grote handboek is voor theosofen. Ook De stem van de stilte werd daar geschreven en is bedoeld voor toegewijde theosofen. Schrijven, schrijven en nog eens schrijven, van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat – dit was hier haar lot. En hoewel ze hier werd belasterd en beschimpt evenals overal elders, kreeg ze toch veel toegewijde vrienden, want in haar leven gebeurden de dingen nooit halfslachtig. Mensen die haar ontmoetten of van haar hoorden werden of trouwe vrienden of bittere vijanden.

Door De geheime leer kwam Annie Besant in contact met de Society, en toen begon Mme. Blavatsky te zeggen dat er aan haar werk een eind begon te komen, want hier was een vrouw die de moed had van de oude hervormers en die de beweging in Engeland onverschrokken vooruit zou helpen. De geheime leer werd ter recensie naar Stead van de Pall Mall Gazette gezonden, maar geen van zijn vaste recensenten achtte zich hiertoe in staat, en hij vroeg Mw. Besant of zij het kon bespreken. Ze nam deze taak op zich, recenseerde het boek en wenste daarna met de schrijfster in contact te worden gebracht. Kort daarop werd ze lid van de Society, na eerst het karakter van Mw. Blavatsky grondig te hebben onderzocht, en werkte daarna met volle inzet mee met de theosofen. Toen werd er in Londen een permanent hoofdkwartier opgericht, dat nog bestaat. En daar stierf Mw. Blavatsky, in het besef dat de Society waarvoor ze zo hard en ten koste van alles had gewerkt, ten slotte een entiteit was geworden die haar eigen strijd kon voeren.

Op haar sterfbed gaf ze aan dat ze haar leven voor een idee had gegeven, in het volle bewustzijn dat het in de ogen van de wereld slechts een utopie was, maar in haar eigen ogen noodzakelijk voor de mensheid. Ze smeekte haar vrienden ervoor te zorgen dat haar toen aflopende incarnatie geen mislukking zou worden door het tenietgaan van de beweging die zij op gang had gebracht en ten koste van zoveel lijden gaande had gehouden. Nooit in haar leven had ze er geld mee verdiend of voor gevraagd. Corrupte schrijvers en rancuneuze mannen en vrouwen hebben beweerd dat ze geld probeerde los te krijgen van haar zogenaamde slachtoffers, maar al haar persoonlijke vrienden weten dat ze telkens en telkens weer geld had geweigerd; dat ze altijd vrienden had die haar alles wat ze bezaten zouden hebben willen geven, als ze het had willen aannemen, maar ze nam nooit iets aan en vroeg er ook niet om. Aan de andere kant hebben haar filosofie en haar verheven idealen anderen ertoe gebracht om te proberen iedereen te helpen die in nood verkeert. Gedreven door zo’n motief gaf een rijke theosoof haar 5000 dollar om in Bow in Londen een tehuis voor werkende meisjes op te richten, en op een dag, nadat Mw. Besant alles voor het huis en wat daarmee samenhing had geregeld, ging Mw. Blavatsky, hoewel ziek en oud, er zelf naartoe en opende het tehuis namens de Society.

Het doel van haar leven was het afschudden van de boeien die door priesterlijke intriges waren gesmeed voor de geest van de mens. Ze wenste dat alle mensen zouden weten dat ze zelf in feite God zijn en dat ze als mensen de lasten van hun zonden zelf moeten dragen, want dat kan niemand anders. Daarom heeft ze in het Westen de oude oosterse leringen over karma en reïncarnatie naar voren gebracht. Ze zei dat krachtens eerstgenoemde, de wet van rechtvaardigheid, ieder verantwoording moet afleggen tegenover zichzelf; en krachtens de tweede moet ieder verantwoording afleggen hier op aarde waar al zijn daden werden verricht. Ook wilde ze dat de wetenschap zich opnieuw zou baseren op het juiste uitgangspunt dat leven en intelligentie zich in elk atoom in het heelal bevinden en daarin en daardoor werkzaam zijn. Daarom streefde ze ernaar om religie wetenschappelijk te maken en wetenschap religieus, zodat het dogmatisme van beide zou verdwijnen.

Haar leven was sinds 1875 gewijd aan de niet aflatende poging om mensen tot de Theosophical Society aan te trekken die onzelfzuchtig kunnen werken om een ethiek en filosofie bekend te maken die erop gericht zijn om de broederschap van de mensheid te verwezenlijken door het werkelijk één zijn en in essentie niet gescheiden zijn van alle wezens aan te tonen. En haar boeken werden geschreven met het vooropgezette doel om het materiaal te verschaffen voor intellectuele en wetenschappelijke vooruitgang in die richting. De theorie over de oorsprong van de mens, zijn vermogens en bestemming, die door haar naar voren werd gebracht, en werd ontleend aan oude Indiase bronnen, plaatst ons op een hoger niveau dan [westerse] religie of wetenschap aan ons toekennen, want ze geeft ieder van ons de mogelijkheid de innerlijke goddelijke krachten tot ontwikkeling te brengen en uiteindelijk een medewerker van de natuur te worden.

Omdat iedereen ten slotte moet sterven, zullen we niet zeggen dat haar overlijden een verlies was; maar als ze niet had geleefd en gedaan wat ze deed, zou de mensheid niet de impulsen en ideeën tot het goede hebben gehad, want het was haar taak deze te geven en bekend te maken. Er zijn vandaag tientallen, misschien wel honderden, toegewijde, serieuze mannen en vrouwen die het voornemen hebben hun eigen leven te zuiveren en het leven van anderen te veraangenamen, en die hun hoop en aspiraties baseren op de wijsheid-religie die in het Westen door haar inspanningen nieuw leven werd ingeblazen, en die dankbaar erkennen dat hun dierbaarste bezittingen het gevolg zijn van haar zwoegende en zelfopofferende leven. Als zij op hun beurt juist leven en goed doen, zullen ze slechts de leer illustreren die zij dagelijks onderwees en elk uur in praktijk bracht.


Theosofische inzichten, blz. 532-42

© 2023 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag