Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoud deel 2 pagina vooruit

25. De mysteries van het zevental

We moeten deze afdeling over de symboliek van de oude geschiedenis niet afsluiten zonder te proberen de voortdurende terugkeer te verklaren van dit werkelijk mystieke getal in alle aan de oriëntalisten bekende geschriften. Dit is geen gemakkelijke taak, omdat elke religie, van de oudste tot de jongste, beweert dat dit getal een bepaalde rol speelt, en deze verklaart door haar eigen redeneringen en in overeenstemming met haar eigen specifieke dogma’s. We kunnen daarom als toelichting niet méér doen dan van alle een algemeen overzicht te geven. Deze getallen (3, 4, 7) zijn de heilige getallen van licht, leven, en harmonie – vooral in het huidige manvantara, onze levenscyclus, waarvan het getal zeven de bijzondere vertegenwoordiger, of het factorgetal, is. Dit moet nu worden aangetoond.

Als men een brahmaan die goed thuis is in de Upanishads – die zo vol staan met de geheime wijsheid uit de oudheid – zou vragen waarom ‘hij, met zeven voorvaderen die het sap van de maanplant hebben gedronken’, trisuparna is, zoals Bopaveda zou hebben gezegd; en waarom de somapa-pitri’s door de brahmaanse trisuparna moeten worden vereerd – zouden heel weinigen die vraag kunnen beantwoorden; of, als ze het antwoord wél weten, zouden ze nog minder wensen iemands nieuwsgierigheid te bevredigen. Laten we ons dan houden aan wat de esoterische leer onderwijst.

Toen de eerste ‘zeven’ op aarde verschenen, wierpen ze het zaad van al wat op het land groeit in de bodem. Eerst kwamen er drie, en hieraan werden er vier toegevoegd zodra steen was omgezet in plant. Toen kwamen de tweede ‘zeven’, die, terwijl ze de jiva’s van de planten leidden, de midden- (tussen)naturen tussen plant en bewegend levend dier voortbrachten. De derde ‘zeven’ evolueerden hun chhaya’s. . . . De vijfde ‘zeven’ kerkerden hun essentie. . . . Zo werd de mens een saptaparna.’ (Toelichting.)

A. Saptaparna

Dat is de naam die in occult taalgebruik aan de mens wordt gegeven. Deze betekent, zoals elders is aangetoond, een plant met zeven bladeren, en de naam heeft een grote betekenis in de boeddhistische legenden. Dat was ook het geval in de Griekse ‘mythen’, waarin hij in vermomming voorkomt. De T, of (tau),1 gevormd uit het cijfer 7 en de Griekse letter Γ (gamma), was het symbool van het leven, en van het eeuwige leven: van het aardse leven, omdat Γ (gamma) het symbool van de aarde (gaia) is;2 en van het ‘eeuwige leven’, omdat het cijfer 7 het symbool is van hetzelfde leven verbonden met het goddelijk leven; het dubbele teken, uitgedrukt in meetkundige figuren, is:

een driehoek en een vierkant, het symbool van de zevenvoudige mens.

Ragon zegt:

Het getal zes werd in de oude mysteriën beschouwd als een symbool van de fysieke natuur. Zes vertegenwoordigt de zes afmetingen van alle lichamen: de zes lijnen die hun vorm samenstellen, namelijk de vier lijnen die zich uitstrekken naar de vier hemelstreken, noord, zuid, oost, en west, en de twee lijnen van hoogte en dikte, die overeenkomen met het zenit en het nadir. De wijzen gebruikten het zestal voor de fysieke mens, terwijl het zevental voor hen het symbool van die mens was plus zijn onsterfelijke ziel.3

Ragon geeft in zijn ‘Maçonnerie occulte’ een heel goede illustratie van het ‘hiëroglifische zestal’, zoals hij onze dubbele gelijkzijdige driehoek, , noemt. Hij laat zien dat ‘dit het symbool is van de vermenging van de filosofische drie vuren en de drie wateren, wat in de voortbrenging van de elementen van alle dingen resulteert’.4 Hetzelfde denkbeeld vindt men in de Indiase gelijkzijdige dubbele driehoek. Want hoewel deze in dat land het teken van Vishnu wordt genoemd, is hij in feite het symbool van de triade (of de trimurti). Want zelfs in de exoterische weergave is de lagere driehoek met de top naar beneden, het symbool van Vishnu, de god van het vochtige beginsel en het water (‘Narayana’; of het bewegende beginsel in nara, water);5 terwijl de driehoek met de top naar boven Siva is, het beginsel vuur, dat wordt gesymboliseerd door de drievoudige vlam in zijn hand.6 Deze twee vervlochten driehoeken – die ten onrechte het ‘zegel van Salomo’ worden genoemd, en die ook het symbool van onze Theosophical Society vormen – brengen tegelijkertijd het zevental en de triade voort, en zijn het tiental, hoe dit teken ook wordt beschouwd, omdat alle tien getallen daarin besloten liggen. Want met een punt in het midden, zo , is het een zevenvoudig teken; de driehoeken ervan geven het getal 3 aan; de twee driehoeken tonen de aanwezigheid van het tweetal; de driehoeken met het gemeenschappelijke middelpunt leveren het viertal op; de zes punten zijn het zestal; en het middelpunt, de eenheid; het vijftal is te vinden door combinatie, als een samenstelling van twee driehoeken, het even getal, en van de drie zijden in elke driehoek, het eerste oneven getal. Daarom werd het getal zes door Pythagoras en de Ouden aan Venus gewijd, omdat ‘de vereniging van de twee geslachten en de spagyrieke bewerking van de stof door triaden nodig zijn om het voortbrengende vermogen te ontwikkelen, die vruchtbare kracht, die neiging tot voortplanting, die aan alle lichamen inherent is’.7

Geloof in ‘scheppers’, of verpersoonlijkte natuurkrachten, is in feite geen polytheïsme, maar een filosofische noodzaak. Evenals alle andere planeten van ons stelsel heeft de aarde zeven logoi: de emanerende stralen van de ene ‘vaderstraal’ – de protogonos, of de gemanifesteerde ‘logos’ – hij die zijn esse (of vlees, het heelal) opoffert, opdat de wereld leeft en elk wezen daarin een bewust bestaan heeft.

De getallen 3 en 4 zijn respectievelijk mannelijk en vrouwelijk, geest en stof, en hun vereniging is het symbool van het eeuwige leven in de geest op zijn opgaande boog, en in de stof als het steeds herrijzende element – door voortbrenging en voortplanting. De spirituele mannelijke lijn is verticaal | ; de lijn van de gedifferentieerde stof is horizontaal; samen vormen ze het kruis . Eerstgenoemde (de 3) is onzichtbaar; laatstgenoemde (de 4) ligt op het gebied van objectieve waarneming. Daarom kan alle stof van het heelal, als de wetenschap deze tot het uiterste heeft geanalyseerd, worden teruggebracht tot slechts vier elementen – koolstof, zuurstof, stikstof, en waterstof; en daarom zijn de drie oorspronkelijke stoffen, de noumenoi van de vier, of gradaties van geest of kracht, voor de exacte wetenschap een terra incognita en alleen maar speculaties en namen gebleven. Haar dienaren moeten eerst in de oorspronkelijke oorzaken geloven en die bestuderen, vóór ze kunnen hopen de aard van de gevolgen te doorgronden en de mogelijkheden ervan te leren kennen. Terwijl de westerse geleerden dus de vier, of de stof, hadden, en nog hebben, om mee te spelen, hebben de oosterse occultisten en hun leerlingen, de grote alchemisten overal in de wereld, het hele zevental om te bestuderen.8 Zoals die alchemisten het uitdrukken: ‘Wanneer de drie en de vier elkaar kussen, voegt het viertal zijn middennatuur bij die van de driehoek [of triade, d.w.z. in het platte vlak raken de driehoek en het vierkant elkaar en hebben één zijde gemeenschappelijk], en wordt een kubus; dan pas wordt hij [de opengevouwen kubus] het voertuig en het getal van het leven, de vader-moeder zeven.’

Het volgende diagram kan de lezer misschien helpen om deze parallellen te begrijpen:

Beginselen mens en natuur

Ons wordt geleerd dat al deze vroege vormen van organisch leven ook verschijnen in zevenvoudige groepen van getallen. Vanaf de mineralen of ‘zachte stenen die verhardden’ (stanza 2:5), gevolgd door de ‘harde planten die zachter werden’ – die het product van het mineraal zijn, want ‘uit de schoot van de steen worden de planten geboren’9 – en vervolgens tot de mens toe, beginnen alle oervormen in elk natuurrijk als etherische, doorschijnende vliezen. Dit is natuurlijk alleen zo bij het eerste begin van het leven. In het volgende tijdperk verdichten ze zich, en in het zevende beginnen ze zich in soorten te vertakken, alle, behalve de mensen, de eerste zoogdieren10 in de vierde ronde.

Vergilius, die zoals alle dichters uit de oudheid min of meer vertrouwd was met de esoterische filosofie, bezong de evolutie in de volgende regels:

Principio caelum ac terras, camposque liquentes
Lucentemque globum lunae, Titaniaque astra
Spiritus intus alit; totamque infusa per artus
Mens agitat molem, et magno se corpore miscet.
Inde hominum pecudumque genus,
Et quae marmero fert monstra sub acquore pontus.11

‘Eerst kwamen de drie, of de driehoek.’ Deze uitdrukking heeft in het occultisme een diepzinnige betekenis, en het feit wordt bevestigd in de mineralogie, de botanie, en zelfs in de geologie, zoals in het hoofdstuk over ‘Oude chronologie’12 werd aangetoond, door het samengestelde getal zeven, waarin de drie en de vier zijn begrepen. Zout in oplossing bewijst het. Want wanneer de moleculen ervan samenklonteren en zich beginnen af te zetten als een vast lichaam, is de eerste vorm die ze aannemen die van driehoeken, van kleine piramiden en kegels. Het is de figuur van het vuur, vandaar het woord ‘piramiden’; terwijl de tweede meetkundige figuur in de gemanifesteerde natuur een vierkant of een kubus is, 4 en 6; want zoals Enfield terecht zegt, ‘terwijl de deeltjes van aarde kubusvormig zijn, zijn die van vuur piramidaal’.13 De piramidevorm is die van de pijnbomen, de allereerste bomen na het varentijdperk. Zo beginnen de twee tegengestelden in de kosmische natuur – vuur en water, warmte en kou – hun geometrische manifestaties, de ene door een trigonaal, de andere door een hexagonaal stelsel. Alle stervormige sneeuwkristallen zijn onder een microscoop gezien namelijk dubbele of drievoudige zespuntige sterren met een centrale kern, als een miniatuurster binnen de grotere. Darwin zegt dat de bewoners van de zeekust sterk door de getijden worden beïnvloed:

De oudste voorouders in het rijk van de gewervelde dieren . . . bestonden blijkbaar uit een groep zeedieren. . . . Dieren die ofwel bij de gemiddelde hoogwaterlijn, of bij de gemiddelde laagwaterlijn, leven, doorlopen in veertien dagen een volledige cyclus van getijdenveranderingen. . . . Het is een mysterieus feit dat bij de hogere en nu op het land levende gewervelde dieren . . . veel normale en abnormale processen een of meer weken [zevenvouden] duren . . . zoals de dracht van zoogdieren, de duur van koorts. . . . Volgens Bartlett (Land and Water, 7 jan. 1871) worden de eieren van de duif in twee weken [of 14 dagen] uitgebroed; die van de kip in drie; die van de eend in vier; die van de gans in vijf, en die van de struisvogel in zeven.14

Dit getal staat in nauw verband met de maan, waarvan de occulte invloed zich altijd in zevenvoudige perioden manifesteert. De maan is de gids van de occulte kant van de aardse natuur, terwijl de zon de regelaar en de factor van het gemanifesteerde leven is; en deze waarheid is voor zieners en adepten altijd duidelijk geweest.15 Jakob Böhme, die de nadruk legde op de basisleer van de zeven eigenschappen van de eeuwige moeder natuur, bewees daardoor dat hij een groot occultist was.

Maar laten we terugkeren naar de beschouwing van het zevental in de oude religieuze symboliek. Aan de metrologische sleutel tot de symboliek van de Hebreeën, die numeriek het meetkundige verband van de cirkel (al-godheid) tot het vierkant, de kubus, de driehoek, en alle integrale emanaties van het goddelijke gebied onthult, kan de theogonische sleutel worden toegevoegd. Deze sleutel verklaart dat Noach, de aartsvader van de zondvloed, in één aspect de omzetting van de godheid (de universele scheppende wet) is, met als doel de vorming van onze aarde, haar bevolking, en de voortplanting van het leven daarop in het algemeen.

Wanneer de lezer de zevenvoudige indeling van goddelijke hiërarchieën, zoals bij de samenstelling van de mens en de kosmos, in gedachten houdt, zal hij gemakkelijk begrijpen dat Jah-Noach aan het hoofd staat, en de synthese is, van het lagere kosmische viertal. De bovenste sefiroth-triade – waarvan Jehovah-binah (intelligentie) de linker-, vrouwelijke, hoek is – emaneert het viertal. Laatstgenoemde dat op zichzelf de ‘hemelse mens’ symboliseert, de geslachtloze Adam-Kadmon, gezien als de natuur in het abstracte, wordt weer een zevental door uit zichzelf de overige drie beginselen te emaneren, de lagere aardse, gemanifesteerde fysieke natuur, de stof en onze aarde (de zevende is malkhuth, de ‘bruid van de hemelse mens’), en vormt zo met de hogere triade, of kether, de kroon, het volledige getal van de sefiroth-boom: de 10, het verenigde geheel, of het heelal. Naast de hogere triade zijn er zeven lagere scheppende sefiroth.

Het bovenstaande doet niet rechtstreeks ter zake, hoewel het nodig is het in gedachten te houden om gemakkelijker te begrijpen wat er volgt. Het gaat erom te bewijzen dat Jah-Noach, of de Jehovah van de Hebreeuwse Bijbel, de veronderstelde schepper van onze aarde, van de mens en van alles op aarde, het volgende is:

a) Het laagste zevental, de scheppende elohim – in zijn kosmische aspect.

b) Het tetragrammaton of de Adam-Kadmon, ‘de hemelse mens’ van de vier letters – in zijn theogonische en kabbalistische aspecten.

c) Noach, identiek met de sishta van de hindoes, de menselijke kiem, die uit een eerdere schepping of manvantara is overgebleven voor het bevolken van de aarde, zoals het in de Purana’s wordt uitgedrukt, of het antediluviale tijdperk, zoals het allegorisch in de Bijbel wordt voorgesteld – in zijn kosmische aspect.

Maar of hij nu een viertal (tetragrammaton) of een triade is, de scheppende god van de Bijbel is niet de universele 10, tenzij verenigd met ain sof (zoals Brahma met parabrahman), maar een zevental, een van de vele zeventallen van de universele zevenvoudigheid. Bij het verklaren van de vraag die nu aan de orde is, kunnen de positie en de status van Noach het best worden verduidelijkt door de 3, , en de 4, , parallel met de ‘kosmische’ en ‘menselijke’ beginselen te plaatsen. Voor laatstgenoemde wordt de oude bekende classificatie gebruikt. Aldus:

Beginselen mens en kosmos

Noten bij diagram:

1 De Advaita-Vedanta filosofie classificeert deze als de hoogste drie-eenheid, of beter gezegd het drie-eenheidsaspect van chinmatra (parabrahman), door hen verklaard als de ‘zuivere potentialiteit van prajña’ – de kracht of het vermogen waardoor waarneming ontstaat; chidakasa, het oneindige veld of gebied van universeel bewustzijn; en asat (mulaprakriti) of ongedifferentieerde stof. (Zie ‘Personal and impersonal God’ in Five Years of Theosophy.)
2 Omdat gedifferentieerde stof in het zonnestelsel (laten we niet over de hele kosmos spreken) in zeven verschillende toestanden bestaat, en prajña, of het waarnemingsvermogen, ook in zeven verschillende aspecten bestaat, die overeenkomen met de zeven toestanden van de stof, moeten er in de mens noodzakelijkerwijs zeven bewustzijnstoestanden zijn; en overeenkomstig de mate van ontwikkeling van deze toestanden werden de religieuze en filosofische stelsels uitgewerkt.
3 Voorgesteld als de jaloerse, toornige, heftige en altijd actieve god, wraakzuchtig en alleen welwillend tegenover zijn uitverkoren volk, wanneer dit hem gunstig stemt.
4 Noach en zijn drie zonen zijn het collectieve symbool van dit viertal in veel en verschillende toepassingen, terwijl Cham het chaotische beginsel is.

Voor een nadere toelichting op de bewering kan de lezer wetenschappelijke boeken raadplegen.

Ararat = de berg van de afdaling = הר-י־רד, Hor-Jared. Hatho noemt hem zonder meer Arath = ארת. De bewerker van Mozes Chorenensis zegt: ‘Hiermee, zegt men, wordt de eerste plaats van afdaling (van de ark) bedoeld.’16 Onder het woord ‘Berge’, berg, zegt Nork over Ararat: ‘אררט, voor ארת (d.w.z. Ararat voor Arath) aarde, een reduplicatie in het Aramees.’ Men ziet hier dat Nork en Hatho gebruikmaken van hetzelfde equivalent bij Arath, met de betekenis aarde.17

Omdat Noach dus zowel de wortel-manu als de zaad-manu symboliseert, of de kracht die de planeetketen ontwikkelde, en onze aarde, en het zaad-ras (het vijfde) dat werd gered terwijl de laatste onderrassen van het vierde ten onder gingen – Vaivasvata-manu – zal men het getal zeven bij elke stap zien terugkeren. Hij (Noach) stelt als omzetting van Jehovah de zevenvoudige menigte van de elohim voor, en is dus de vader of schepper (de instandhouder) van al het dierlijke leven. Vandaar de verzen 2 en 3 van hoofdstuk 7 van Genesis: ‘Van alle reine dieren moet je er zeven meenemen, het mannetje (3) en het wijfje (4) . . . ook van alle vogels zeven’, enz., gevolgd door de zeven dagen en de rest.

Noten

  1. Zie ‘Kruis en cirkel’, blz. 620-9.
  2. Daarom noemden de ingewijden in Griekenland de tau Γαιήιος, zoon van Gaia, ‘ontsproten aan de aarde’, zoals Tityos in de Odyssee, 7:324.
  3. J.-M. Ragon, Orthodoxie maçonnique . . . Maçonnerie occulte, 1853, blz. 432-3.
  4. Op.cit., blz. 433vn.
  5. Zie het Mahabharata, 3:188, waar Vishnu zegt: ‘Ik gaf in vroeger tijden water de naam nara, en word daarom Narayana genoemd, want dat was altijd het verblijf waarin ik me bewoog (ayana).’ De eerste kiem van het heelal werd in het water (of chaos, het ‘vochtige beginsel’ van de Grieken en Hermes) geworpen. ‘De geest van God beweegt zich op de donkere wateren van de ruimte’; daarom maakt Thales er het oorspronkelijke element van, voorafgaand aan vuur, dat in die geest nog latent was.
  6. Zie het bronzen standbeeld van Tripurantaka Siva, ‘Mahadeva die Tripurasura vernietigt’, in het museum van het India House in Londen.
  7. Ragon, Orthodoxie maçonnique, blz. 433-4vn.
  8. Er zijn geleerde brahmanen die tegen onze zevenvoudige indeling hebben geprotesteerd. Zij hebben vanuit hun standpunt gelijk, zoals wij vanuit het onze gelijk hebben. Terwijl ze de drie aspecten of nevenbeginselen buiten beschouwing laten, aanvaarden ze maar vier upadhi’s (bases) waaronder het ego – het weerspiegelde beeld van de logos in het ‘karanasarira’ – en zelfs ‘strikt genomen . . . maar drie upadhi’s.’ (T. Subba Row, Lectures on the Study of the Bhagavat Gita, 1897, blz. 10-11vn.) Voor zuiver theoretische metafysische filosofie of voor meditatiedoeleinden kunnen deze drie voldoende zijn, zoals blijkt uit het taraka-yogastelsel; maar voor praktisch occult onderwijs is onze zevenvoudige indeling de beste en eenvoudigste. Het is echter een kwestie van school en keuze.
  9. Toelichting, boek 9, fol. 19.
  10. Protista zijn geen dieren. We vragen de lezer te bedenken dat wanneer we over ‘dieren’ spreken, alleen de zoogdieren worden bedoeld. Schaaldieren, vissen, en reptielen komen gelijktijdig voor met de fysieke mens, en moeten in deze ronde aan hem zijn voorafgegaan. Ze waren echter allemaal tweeslachtig vóór de tijd van de zoogdieren in het laatste deel van het secundair of mesozoïcum, maar toch dichter bij het paleozoïcum dan het cenozoïcum. Kleinere buideldragende zoogdieren zijn tijdgenoten van de grote reptielachtige monsters van het secundair.
  11. Aeneïs, 6:724-8. ‘In het begin voedt de innerlijke goddelijke geest de hemelen, de aarde en de watervlakten, de maanbol en de stralende sterren; en het eeuwige denkvermogen dat door alle delen van de natuur verspreid is, brengt het hele kolossale raamwerk in beweging en vermengt zich met het grote lichaam van het heelal. Daaruit komt het ras van mensen en dieren voort, de levensbeginselen van de vliegende soort en de monsters die de oceaan voortbrengt onder zijn glanzende oppervlak.’ ‘Alles komt voort uit de ether en uit zijn zeven naturen’, zeiden de alchemisten. De wetenschap kent deze alleen in hun oppervlakkige gevolgen.
  12. Zie ‘De chronologie van de brahmanen’, blz. 71-81.
  13. William Enfield, The History of Philosophy, 1837, blz. 134.
  14. The Descent of Man, 1876, hfst. 6, blz. 164-5&vn.
  15. Zie ook deel 1, afdeling 2, hfst. 9, ‘De maan, Deus Lunus, Phoebe’, blz. 422ev.
  16. Jacob Bryant, A New System, or, An Analysis of Ancient Mythology, 1807, deel 4, blz. 5, 6, 15.
  17. The Source of Measures, blz. 65. De schrijver verklaart: ‘Merk op dat in het Hebreeuws Jared, de vader van Henoch, wordt uitgelegd als ‘de berg van afdaling’, en men zegt dat hetzelfde geldt voor Ararat, waarop de kubieke structuur van Noach, of grondmaat, berustte. Jared is in het Hebreeuws י־רד. De afleidingen van het stamwoord zijn dezelfde als die van Ararat, van acre, van aarde.’ Omdat volgens de Hebreeuwse metrologie ‘Jared, י־רד, letterlijk in het Engels Y R D is, kan men in Jared letterlijk het Engelse woord yard vinden (en ook י־רד, want Jah, of Jehovah, is roede). Het verdient de aandacht dat de zoon van Jared, namelijk Henoch, 365 jaar leefde; en door rabbijnse commentatoren wordt over hem gezegd dat de jaarperiode van 365 dagen door hem werd ontdekt, waardoor opnieuw tijds- en afstandswaarden werden samengebracht. Zo werd de jaartijd door coördinatie afgeleid, via de yard, of jared, die er dus de vader van was, in of door Henoch; en inderdaad, 1296 = yard (of jared) × 4 = 5184, de karakteristieke waarde van de zonnedag, in terties, die, zoals gezegd, numeriek de vader van het zonnejaar kan worden genoemd.’ Dit echter volgens de sterrenkundige en numerieke kabbalistische methoden. Esoterisch is Jared het derde ras en Henoch het vierde – maar omdat hij levend wordt weggenomen, symboliseert hij ook de uitverkorenen die in het vierde werden gered – terwijl Noach het vijfde is vanaf het begin, de familie die eeuwig en fysiek uit de wateren werd gered.

De geheime leer, 2:672-81
isbn 9789491433238, gebonden, 4de herziene druk 2019, bestel boek

© 2019 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag